woordvolgorde_inversie dossier

• NT2
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Oefenen met woordvolgorde

inversie

Nederlands 

klas 2b en 2c

regels en straf 

Standaardzin

Ik ga naar school

1. Ik =wie - woord onderwerp (subject)
   
2. ga= doe-woord werkwoord
   
3. naar school=rest plaats
   

Ik ga naar school

Zin met inversie / omkering

Morgen ga ik naar school

1. Morgen

2. ga=werkwoord

3. ik=onderwerp (subject)

4. naar school=rest

Morgen ga ik naar school

inversie betekent dus: 

Wie doet      wordt     Doet wie

Vraagzin die begint met doewoord

Ga ik morgen naar school?

Vraagzin die begint met vraagwoord

Wanneer ga ik naar school?

in het filmpje:

subject = wie-woord

werkwoord = doe-woord

inversie = omdraaien

Nu jij!

Zet in de goede volgorde:
ga – morgen – Ik – kopen – een paar schoenen

Zet in de goede volgorde:
nu – hij – moet – kopen – sportschoenen