Uiteenzetting les 5: bronnen

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 8 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Bronnen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wel of geen bron?
  • Je hebt geen bron nodig als dingen een duidelijk feit zijn:                                                           "Er zijn vluchtelingen in Nederland."

  • Je hebt wel een bron nodig als je bijvoorbeeld een uitspraak van iemand anders aanhaalt:  "De politieke partij D66 vindt dat we meer vluchtelingen naar Nederland moeten halen"

Slide 7 - Tekstslide

Er zitten 26 leerlingen in deze klas
A
Bron nodig
B
Geen bron nodig

Slide 8 - Quizvraag

De ventilatie in 70% van de schoolgebouwen is onvoldoende gebleken.
A
Bron nodig
B
Geen bron nodig

Slide 9 - Quizvraag

Volgens de burgemeester van Hilversum drinkt de jeugd in zijn gemeente veel te veel
A
Bron nodig
B
Geen bron nodig

Slide 10 - Quizvraag

De lucht is blauw
A
Bron nodig
B
Geen bron nodig

Slide 11 - Quizvraag

Het precieze aantal doden bij de oorlog in Irak en Afghanistan.
A
Bron nodig
B
Geen bron nodig

Slide 12 - Quizvraag

Sociale media
  • Op sociale media, zoals X worden vaak berichten de wereld ingeslingerd zonder bron. 
  • Hierdoor is het makkelijk om nepnieuws te lezen, oftewel nieuws dat niet waar is.
  • Kijk dus altijd goed of je bronnen ziet bij een post, dan kun je controleren of dat wat je leest, ook echt waar is.
  • Wikipedia keuren we vaak niet goed als bron, dit komt doordat iedereen een bericht op Wikipedia kan aanpassen. 
  • Vaak wordt na een aantal uur de fout weer aangepast, toch zijn er veel mensen die in die paar uur de informatie hebben overgenomen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat moet je weten van een bron?
  • Wil je deze bron kunnen gebruiken op je toets moet je een paar dingen kunnen opschrijven over de bron:

  1. Wie de schrijver is van het stuk
  2. Wat de titel van het artikel, boek of website is.
  3. Uit welk tijdschrift, krant of website je de informatie hebt gehaald.
  4. Wat is de datum waarop de bron is gepubliceerd. (Dus wanneer is het geschreven).


  • Vraag jezelf deze 4 punten af bij het lezen van het artikel op de volgende slide.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Nieuwsuur
  • Op de website nieuwsuur.nl kun je veel uiteenzettingen lezen. 
  • Zo ook het volgende bericht: 
  • https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2492207-hospices-over-zelfgekozen-levenseinde-het-is-niet-u-vraagt-wij-draaien
  • Kun jij de verschillende bronnen uit het verhaal halen?

Slide 18 - Tekstslide

Dat ziet er zo uit:
  • Verwijzen naar een bron op je bouwplan ziet er als volgt uit:
  • "Slechte ventilatie is de grootste angst van middelbare scholen" - Kaya Bouma in De Volkskrant, 14-08-2020
  • Verwijzen naar een bron in je tekst ziet er als volgt uit:
  • Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) adviseerde vorige week in een rapport om op 'kleine, groene woonlocaties' te bouwen. Het idee: met één straat erbij aan de groene randen van steden en dorpen, kunnen alleen in Noord-Holland al 45.000 woningen worden gerealiseerd. Een welkome aanbeveling voor gemeenten met hoge woningnood.


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
  • Zoek nu zelf meerdere bronnen bij je onderwerp en sla de linkjes op. Gebruik er minimaal 3 in je tekst.
  • Probeer daarna je middenstuk te schrijven. Kies drie deelonderwerpen en leg deze uit. Verwijs hierbij ook naar de door jou gekozen bronnen.



    timer
    20:00

    Slide 22 - Tekstslide