22-06-22 Bloedglucoseverlagende middelen

Behandeling diabetes
BLOEDGLUCOSEVERLAGENDE MIDDELEN
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Behandeling diabetes
BLOEDGLUCOSEVERLAGENDE MIDDELEN

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma & Lesdoelen  

  • Vragen van jullie???
  • Uitleg bloedglucoseverlagende gnm
  • Opdracht DM & orale gnm  (vr 7 t/m 16)
  • Lesevaluatie

Lesdoelen:
- Je kent de werking van de orale bloedglucose verlagende gnm 
- Je kent de bijwerkingen van de orale bloedglucose verlagende gnm
- Je weet welke adviezen ten aanzien van het gebruik van de bloedglucose
   verlagende gnm je dient te geven



 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Glucose is te ....
Glucose is te ....
hoog
laag
aanmaak insuline
glucagon aanmaak

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekst
Insuline
Glucagon

Opslag van glucose als glycogeen in spier en lever
Zet glucose om in glycogeen
Omzetting in de lever van glycogeen in glucose
Zorgt ervoor dat glucose in de cellen kan komen

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling -niet medicamenteus
        Stoppen met roken
        Lichaamsbeweging
  • cel gevoeliger maken voor insuline 
        Voeding: 
  • geen snel opneembare suikers
  • geen grote hoeveelheid voedsel tegelijk
  • beperking van vet voedsel



Geef elke patiënt regelmatig educatie en leefstijladviezen!

Slide 5 - Tekstslide

- Bewegen: leidt duidelijk tot verbetering van de conditie en heeft gunstige effecten op het hart- en vaatstelsel en insulinegevoeligheid.
- Afvallen bij overgewicht = minder energie innemen dan je verbruikt.

Bewegen is een van de beste manieren om insulinegevoeligheid te verbeteren. Het bevordert de gevoeligheid voor insuline, die 2-48 uur duurt, afhankelijk van het type beweging. Zo kan 60 minuten fietsen met een gematigd tempo de gevoeligheid van insuline gedurende 48 uur verhogen bij verder gezonde mensen.
Op welke manier kun je de bloedglucose verlagen met gnm?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling-medicamenteus
Bloedglucose verlagende middelen
  • oraal en parenteraal
  • insuline (=parenteraal)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diabetes type-1
Diabetes type 2
Insuline
metformine
Voeding
lichaamsbeweging
Orale bloedglucose verlagende middelen

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orale antidiabetica
  • Biguaniden
  • SU-derivaten 
  • Thiazolidinedionen
  • DPP-4 remmers
  • GLP1-agonisten
  • SGLT2-remmers
  • overige

Slide 10 - Tekstslide

Orale bloedglucoseverlagende gnm kunnen alleen toegepast worden, wanneer de alvleesklier nog wel insuline produceert. Dit ivm de werking 
-aanzetten tot aanmaak of vrijmaken van insuline
- gevoeligheid cel voor insuline verhoogt
- gebruik van glucose in de cel verhoogt.
Biguaniden 
  • Geneesmiddel: metformine 
               

  • innemen tijdens of na de maaltijd
  • belangrijkste bijwerkingen; maag-darm klachten,                                   verminderde eetlust (voordeel) en smaakstoornis (metaal smaak)
  • verminderde nierfunctie <50 ml
Vermindert de glucoseproductie in de lever en verhoogt de insulinegevoeligheid van spiercellen

Eerste keus bij DM2

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sulfonylureumderivaten = SUD's
  • Geneesmiddelen: glibenclamide, glimepiride, tolbutamide en gliclazide


  • neem de tablet kort voor of tijdens een maaltijd in. Deze maaltijd moet wat koolhydraten bevatten (zoals aardappelen, brood, rijst, pasta). Hierdoor vermindert u de kans op een 'hypo'
  • belangrijkste bijwerkingen: gewichtstoename (2-5 kg), hypoglykemie en maagdarmklachten
Stimuleren de productie van insuline in de alvleesklier.
- kortwerkende middelen:  gliclazide, glimepiride en tolbutamide;
- langwerkende middelen: glibenclamide.

Slide 12 - Tekstslide

Stap 2 in het behandelplan (toegevoegd aan metformine).
Het NHG geeft voor alle patiënten van de sulfonylureumderivaten de voorkeur aan gliclazide. Wees bij ouderen die reeds glimepiride gebruiken alert op achteruitgang van de nierfunctie (eGFR < 50 ml/min/1,73 m²) en/of hypoglykemie; vervang in die gevallen glimepiride door gliclazide.
Thiazolidinedionen
  • Geneesmiddel: pioglitazon







  •  innemen op elk moment van de dag
  • Belangrijkste bijwerkingen: gewichtstoename, verhoogde eetlust, vocht vasthouden
  • gebruik van dit middel bij patiënten met hartfalen is niet toegestaan
Verhoogt de insulinegevoeligheid van lichaamscellen van 
vetweefsel, skeletspieren en lever.  

Slide 13 - Tekstslide

Verminderen insulineresistentie > glucose kan beter worden opgenomen in de cel > glucose in bloed daalt .
Overige middelen
  • Acarbose 




  • Repaglinide 
 Remt de afbraak van koolhydraten in de darm, waardoor de glucose langzaam vrijkomt en dus langzamer in het bloed terechtkomt.
- dit middel moet kort voor de hoofdmaaltijd worden ingenomen.
- bijwerking: maagdarmklachten 

 Stimuleren de productie van insuline in de alvleesklier.
-  vlak voor de maaltijd innemen
-  bijwerkingen: hypoglykemie, maagdarmklachten

Slide 14 - Tekstslide

Acarbose: beperkt de glucoseopname in de dunne darm.
Repaglinide werkt net als een SU-derivaat.
Incretinetherapie
Incretines= natuurlijke kleine hormonen ((o.a. GLP-1 en GIP) die worden 
afgescheiden als voedsel de darmen passeert → alvleesklier gaat insuline maken. 
Als ze hun werk hebben gedaan, worden ze afgebroken door darmenzymen (DPP-4)

  • Incretinemimetica= gnm die incretine nabootsen 
Bijv. exenatide en liraglutide  (via injectie)

  • DPP-4-remmers= blokkeren het enzym, waardoor de incretines niet afgebroken worden.
Bijv. sitagliptine, vildagliptine, saxagliptine en linagliptine  (oraal
Nieuwe groep middelen

Slide 15 - Tekstslide

 Nieuwe therapie is nog sterk in ontwikkeling en is een nieuwe strategie in de behandeling van DM2. 
Bij patiënten met DM2 weten we inmiddels dat er minder incretines worden geproduceerd. 
Twee groepen geneesmiddelen ontwikkeld die werken op het incretinesysteem. 
- Incretinemimetica> ze bestaan uit een incretineachtige stof, die werd ontdekt in de speekselklieren van het gilamonster (een soort hagedis). Het gaat hierbij om een hormoon dat, net als insuline, moet worden geïnjecteerd. 
- DPP-4 remmers > hierdoor verhogen ze de concentraties werkzame eigen incretine. 

GLP1-agonisten
Geneesmiddelen: exenatide en liraglutide


  • worden parenteraal toegediend
  • bijwerking: gastro-intestinale klachten, zoals misselijkheid, braken en diarree; hypoglykemie, gewichtsverlies!
doen de werking van menselijk incretine na

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DPP-4 Remmers
Geneesmiddelen:  Sitagliptine, vildagliptine, saxagliptine en linagliptine



  • tabletten bij voorkeur 's ochtends bij het ontbijt innemen
  • bijwerkingen: misselijkheid en verminderde eetlust

blokkeren darmenzym DPP-4, waardoor incretines minder snel worden afgebroken

Slide 17 - Tekstslide

Incretines zorgen ervoor dat de alvleesklier insuline gaat produceren
SGLT2-remmers
Geneesmiddelen:  dapagliflozine, canagliflozine en empagliflozine



  • tabletten bij voorkeur 's ochtends (bij het ontbijt) innemen
  • bijwerkingen: huiduitslag/rash, hypoglykemie, vaker plassen

selectief de glucoseheropname in de nieren remmen, minder glucose via nieren uitgescheiden.

Slide 18 - Tekstslide

Ze werken door een natriumglucosecotransporter 2 in de nieren te blokkeren. Hierdoor wordt er meer glucose met de urine uitgescheiden en neemt de glucoseplasmaspiegel af.

Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
Begrijp jij nu de werking van orale bloedglucoseverlagende gnm?

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Waar wil jij volgende week, in de laatste les, nog aandacht aanbesteden?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies