powercollege 5_inflatie en koopkracht

Powercollege  5 Inflatie en koopkracht
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Powercollege  5 Inflatie en koopkracht

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat inflatie is en hoe dit ontstaat.
  • Je weet wat koopkracht is en hoe dit lager of hoger wordt
  • Je kunt uitrekenen of de koopkracht is gedaald of is gestegen door de stijging van het reëel inkomen uit te rekenen
  • Je weet wat een cpi (consumentenprijsindex) is en kunt aan de hand van dit getal aangeven hoeveel procent iets duurder of goedkoper is geworden. 
  • Je weet wat nominaal en reële inkomen/verandering is.
  • Je weet wat het begrip geldontwaarding betekent.
  • Je weet wat prijscompensatie betekent en hoe hier loon-prijsspiraal door ontstaat

Slide 2 - Tekstslide

Koopkracht
  • Dit geeft aan hoeveel goederen en diensten je kunt kopen
  • De koopkracht word bepaalt door:
  • De hoogte van je inkomen
  • De hoogte van de prijzen van de producten

Slide 3 - Tekstslide

Inflatie en Deflatie 
  • Inflatie
  • Wanneer goederen en diensten duurder worden (dus meer kosten) dan spreken we van inflatie.
  • Deflatie:
  • Dit betekent dat goederen en diensten goedkoper worden.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kan er inflatie ontstaan in een land?

Slide 5 - Open vraag

Inflatie ontstaat door:
  • Loonstijging
  • Duurdere grondstofprijzen (olie, graan of andere basis producten worden duurder)
  • Door een stijging van de vraag naar goederen en diensten
  • Door een daling in het aanbod van goederen en diensten
  • Doordat de overheid de belasting verhoogd.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

De lonen zijn met 5% gestegen. Er was dit jaar een inflatie van 5,5%. Wat is gebeurt met de koopkracht?
A
De koopkracht is gedaald
B
De koopkracht is gestegen
C
De koopkracht is gelijk gebleven

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een inflatiespook?

Slide 9 - Open vraag

Wat kan je het beste doen met je geld wanneer er deflatie is in Nederland?

Slide 10 - Open vraag

Consumentenprijsindex
Een indexcijfer dat aangeeft met hoeveel procent de prijs van een product daalt of stijgt. 

Slide 11 - Tekstslide

Een indexcijfer geeft aan hoeveel procent een getal verschilt van een ander getal. 
  • Cijfers kun je vergelijken door te werken met indexcijfers
  • Een indexcijfer geeft aan hoeveel procent iets is gedaald in verhouding met een basisjaar.
  • Als je een indexcijfer van 105 hebt betekent dat iets met 5% is gestegen in verhouding met het basisjaar.
  • Als het indexcijfer 95 is dan is iets met 5% gedaald.
  • Voorbeeld: Chips koste in 2010 €1,00. in 2021 kost die zelfde zak chips €1,45. 
  • Als 2010 het basisjaar is dan heeft een zakchips in 2021 een indexcijfer van 145. Dit geeft aan dat een zakchips 45% duurder is geworden in verhouding met 2010. 
  • Cijfers worden vergeleken bij indexcijfers altijd vergeleken met een basisjaar. 
  • Het indexcijfer van het basisjaar is ALTIJD 100.
Indexcijfer:
laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode (=het basisjaar).

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een indexcijfer?
A
Een gewogen gemiddelde met een wegingsfactor
B
Een getal die een exponentiële groei laat zien
C
Een getal dat een procentuele verandering laat zien
D
Cijfer zonder decimalen

Slide 13 - Quizvraag

Hoe hoog is het indexcijfer van het basisjaar?

Slide 14 - Open vraag

De consumentenprijsindexcijfer berekenen 
  • Stap 1.  Vermenigvuldig van elke productgroep het prijsindexcijfer met de wegingsfactor
  • Stap 2. Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op.
  • Stap 3. Deel het totaal van stap 2 met alle wegingsfactoren van alle productgroepen. 

Slide 15 - Tekstslide

Bereken de consumentenprijsindexcijfer. Rond af met 1 decimaal.
Gebruik het stappenplan van de vorige dia.

Slide 16 - Open vraag

Uitwerking voorbeeldvraag
  • Bereken de consumentenprijsindexcijfer.  Rond af met 1 decimaal.
  • Stap 1 Vermenigvuldig van elke productgroep het prijsindexcijfer met de wegingsfactor
  • 99 x 12=    1188 
  • 102 x 6=      612
  • 102 x 26= 2652
  • 101 x 21=   2121
  • 103 x 35= 3605
  • Stap 2 Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op.
  • 1188 + 612 + 2652 + 2121+ 3605= 10.178
  • Stap 3  Deel het totaal van stap 2 met alle wegingsfactoren van alle productgroepen. 
  • Totale wegingsfactoren: 12 + 6 + 26 + 21+ 35=100
  • 10178 : 100= 101,8 (101,78)

Slide 17 - Tekstslide

  • Nominaal verandering:
  • Geeft aan met hoeveel procent je inkomen verandert zonder  rekening te houden met inflatie.
  • Reële verandering:
  • Geeft aan met hoeveel procent je inkomen verandert zonder rekening te houden met inflatie.. Hieruit kun je dus zien of je koopkracht daalt of stijgt.

Slide 18 - Tekstslide

Reële verandering  uitrekenen


  • Formule: Nominale verandering in % - inflatie in %

Slide 19 - Tekstslide

Je nominale inkomen stijgt dit jaar met 1,5%. De inflatie is 0,8%.
Wat is de reële verandering van je loon? (rond af op 1 decimaal)

Slide 20 - Open vraag

Voorbeeldsom:
Afgelopen jaar verdiende je €1.880,00 per maand. Dit jaar verdien je €1.950,00 per maand. De inflatie was dit jaar 1,5%. Hoeveel procent is je Reële verandering. (rond af op 1 decimaal)

Slide 21 - Open vraag

Uitwerking Voorbeeldsom
  • Afgelopen jaar verdiende je €1.880,00 per maand. Dit jaar verdien je €1.950,00 per maand. De inflatie was dit jaar 1,5%. Met hoeveel procent is je Reële inkomen gestegen
  • Formule: Nominale verandering in % - inflatie in %
  • Nominale inkomen in procenten:
  • Formule (Nieuw – oud) : oud x 100
  •  €1.950 - €1.880= €70,00
  • 70 : 1880 x 100= 3,7%
  • Reële inkomen :
  • 3,7% - 1,5%= 2,2%

Slide 22 - Tekstslide

Welk verandering kan een stijging of daling van de koopkracht aangeven?

Slide 23 - Open vraag

Prijscompensatie 
  • Als de lonen mee stijgen met de prijzen dan noemen we dit prijscompensatie .
  • Prijscompensatie kan een loon-prijsspiraal creëren .

Slide 24 - Tekstslide

Loon-prijsspiraal
  • Wanneer de prijzen van producten stijgen, willen werknemers hogere lonen hebben. Die gaan ze uiteindelijk ook krijgen (door bijvoorbeeld lekker te staken)
  • Om die loonsverhoging te betalen gaan bedrijven de prijzen van hun producten en diensten verhogen
  • Door deze prijsstijging willen de werknemers weer hogere lonen hebben en dan begint het verhaal weer opnieuw.
  • Dit proces heet Loon-prijsspiraal,

Slide 25 - Tekstslide