2B - NE - 12-5-2025 - Lezen

Welkom
2B!
Op je tafel:
leesboek, boek Nederlands,
schrift, pen en laptop
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
2B!
Op je tafel:
leesboek, boek Nederlands,
schrift, pen en laptop

Slide 1 - Tekstslide

Zelfstandig lezen!
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide


Kas in de klas (via Teams)
  • Sam             
  • Esther
  • Jay
  • Lukas
  • Ayisha
  • Sterre
  • Kiyano
  • Romy


Leesautobiografie (via Teams)
Nog niet ingeleverd
Kas in de klas (via Teams)
  • Sam
  • Esther
  • Jay
  • Lukas

  • Ayisha
  • Kiyano
  • Romy
Leesautobiografie 
(via Teams)
  • Lukas
  • Ayisha
  • Kiyano

Maandag 12 mei verwacht ik jullie het 6e lesuur in lokaal 1.01 om aan deze opdrachten te werken. 
Dit staat ook in jullie magisteragenda.

Slide 3 - Tekstslide

Cursus 1 - Meer dan lezen

Slide 4 - Tekstslide

Doel
Aan het einde van deze les

  • Je kunt een feit, mening, standpunt en argument herkennen in de tekst.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Link

Feit
Een feit is een uitspraak over iets wat waar of onwaar is. Je kunt een feit controleren.

Bijvoorbeeld: 
Uit onderzoek blijkt dat voetbal een belangrijke rol speelt in het leven van miljoenen mensen in Nederland.

 Je kunt de waarheid van deze uitspraak controleren.

Slide 8 - Tekstslide

Mening of standpunt
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt of hoe iemand ergens over denkt.

Met een mening of standpunt kun je het eens of oneens zijn.
Je herkent een mening aan woorden als ik vind en volgens mij

Bijvoorbeeld: 
Ik vind voetbal de leukste sport die er is.

Slide 9 - Tekstslide

Mening of standpunt
Herken je aan de signaalwoorden:
vinden
volgens

Slide 10 - Tekstslide

Argument
Als je uitlegt waaróm je een bepaalde mening hebt of als je een mening wilt verdedigen, gebruik je een argument. 

Een argument herken je aan woorden als want, omdat, namelijk en immers

Bijvoorbeeld
Ik vind voetbal de leukste sport die er is (mening), want ik houd van sporten met een bal en van sporten waarbij je moet samenwerken (twee argumenten).

Slide 11 - Tekstslide

Argument
  • Met een argument geef je een reden voor je mening of je wilt de ander overtuigen

Slide 12 - Tekstslide

Argumenten
Een argument herken je aan de volgende signaalwoorden:

want,  immers,  omdat,  namelijk.

Slide 13 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind de minions een leuke film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quizvraag

Geef een argument:

Een dictatuur moet worden afgeschaft, want ....... .

Slide 18 - Open vraag

Lezen in een leesboek is goed voor je ontwikkeling.
A
Feit
B
Mening

Slide 19 - Quizvraag

Ik vind dat lezen goed is voor je ontwikkeling, ....... je woordenschat wordt vergroot en je leert iets over de wereld.
A
omdat
B
want
C
namelijk
D
immers

Slide 20 - Quizvraag

§6 - Feit, mening, standpunt, argument
Samen lezen tekst 1 op blz. 40

Maken:
opdracht 1 (blz 39)
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

§6 - Feit, mening, standpunt, argument
Samen lezen tekst 2 op blz. 41-42

Maken:
opdracht 2 en 3 (blz. 41)
timer
7:00

Slide 22 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?
Je kunt een feit, mening, standpunt en argument herkennen in de tekst.



Slide 23 - Tekstslide

tot donderdag!
De volgende les is op donderdag 15 mei.

Huiswerk:
Neem je leesboek, je boek Nederlands,
een schrift, een pen en je (opgeladen)
laptop mee.




Slide 24 - Tekstslide