8: lijdend voorwerp

Werkwoordelijk gezegde
Ik weet welke vraag ik moet stellen om het lijdend voorwerp te vinden.
Ik kan in een zin het lijdend voorwerp vinden.
Lijdend voorwerp: theorie
Nederlands
Cursus 5 paragraaf 8
Opdracht 
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Werkwoordelijk gezegde
Ik weet welke vraag ik moet stellen om het lijdend voorwerp te vinden.
Ik kan in een zin het lijdend voorwerp vinden.
Lijdend voorwerp: theorie
Nederlands
Cursus 5 paragraaf 8
Opdracht 
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
werkwoordelijk gezegde

Wie weet nog hoe je dit vindt?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen

Ik weet welke vraag ik moet stellen om het lijdend voorwerp te vinden.
Ik kan in een zin het lijdend voorwerp vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Theorie

Slide 4 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Degene of dat het ondergaat in de zin.

Hier heb je voor nodig: 

Slide 5 - Tekstslide

ZINSDELEN

De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.


Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.

Met het lijdend voorwerp gebeurt iets,

het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Slide 6 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wwgez

Slide 7 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 8 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Elin | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 9 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 10 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Mats roept zijn vader.

Slide 11 - Open vraag

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 12 - Quizvraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Slide 13 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De leraar schrijft een som op.

Slide 14 - Open vraag

LIJDEND VOORWERP


Martijn | hangt | zijn jas | aan de kapstok.


Wat hangt Martijn? Martijn hangt zijn jas.


lijdend voorwerp = zijn jas

voorbeeld 4
ow
wwgez

Slide 15 - Tekstslide

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Vragen?

Slide 18 - Tekstslide

Aan het werk

Cursus 5 paragraaf 8
opdr. 1, 2, 3, 4, 6


timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie lesdoelen

Ik weet welke vraag ik moet stellen om het lijdend voorwerp te vinden.
Ik kan in een zin het lijdend voorwerp vinden.

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Afmaken opdrachten

Cursus 5 paragraaf 8
opdr. 1, 2, 3, 4, 6

Slide 21 - Tekstslide