Cursus 7 §8 persoonsvorm tegenwoordige tijd

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - werkwoordspelling
1. Cursus 7 werkwoordspelling
2. Lesdoelen
3. Uitleg/ oefenen
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting in Lessonup

Slide 3 - Tekstslide

  • Je leert de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen.
Lesdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij werkwoord-spelling

Slide 5 - Tekstslide

Wat voor woordsoort is een persoonsvorm altijd?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
voorzetsel

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 9 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij zwaait
B
hij zwaaid

Slide 10 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij vindt
B
hij vind

Slide 11 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij onthoud
B
hij onthoudt

Slide 12 - Quizvraag

Scheidbare werkwoorden hebben twee verschillende ik-vormen.
Deze werkwoorden kun je namelijk loskoppelen. 

Wil je dat ik dit opschrijf?
Ik schrijf dit op

Hij kan heel snel afwassen.
Ik heb echt geen zin om af te wassen.
Let op!

Slide 13 - Tekstslide

Uitlegfilmpje!

Slide 14 - Tekstslide

Wat klopt hier niet?

Slide 15 - Tekstslide

Wat klopt hier niet?

Slide 16 - Tekstslide

  • Wat: Cursus 7 paragraaf 8 opdracht 1 t/m 6 blz. 238/239 maken. Schrijf de antwoorden in je schrift. 
  • Hoe: individueel
  • Hulp: boek, buren, mevrouw de Vries, blz. 278
  • Tijd: 15 min.
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar: lees verder in je leesboek . 
timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... je dat tot morgen?
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthield
D
onthouden

Slide 18 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Ik ......(geven) het terug.
A
geef
B
geeft
C
gaf

Slide 19 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De vliegtuigen ....... op tijd.
A
land
B
lande
C
landen
D
landden

Slide 20 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren)beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 21 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (bereiden) het eten voor.
A
bereid
B
bereidt

Slide 22 - Quizvraag