Nederlands H5 Taalverzorging Bijwoordelijke bepaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

apps.noordhoff.nl

Wat is het onderwerp?

Als onderwerp kozen ze pooldieren.

1. Onderwerp
2. Pooldieren
3. Kozen
4. Ze

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Ik ga op zoek naar de persoonsvorm.

1. Ik
2. Persoonsvorm
3. Op zoek
4. Ga

'Dat heb je al heel vaak gezegd.'
werkwoordelijk gezegde =

1. heb
2. je
3. heel vaak
4. heb gezegd

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.

1. Marina
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.

1. Ik
2. leer
3. het onderwerp
4. vinden

Ik

had

dat boek 

gelezen.

Onderwerp

Persoonsvorm 

gezegde

 Gezegde

Wat is het gezegde?

Het werkwoordelijk gezegde

Jennifer

heeft

haar werk

goed

gedaan

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Iedereen weet wat de persoonsvorm is.

1. Iedereen
2. weet
3. persoonsvorm
4. Is

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."

1. De persoonsvorm
2. is
3. altijd
4. een werkwoord

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

werkwoordelijk gezegde

Fatma

moet

hard

lachen

Wat is het lijdend voorwerp?

Klas 2KL1 leert het lijdend voorwerp vinden.

1. Klas 1d
2. leert
3. het lijdend voorwerp
4. vinden

lijdend voorwerp
=

1. Wie/wat + gezegde
2. Aan/voor wie + gezegde + onderwerp
3. Wat + gezegde + onderwerp
4. Wie/wat+ onderwerp

Wat is het meewerkend voorwerp?

Meewerkend voorwerp

1. Hoort bij de persoonsvorm het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp
2. Vraag: aan (of voor) wie + onderwerp + gezegde (+ lijdend voorwerp)
3. Vragende zin maken
4. Vraag: wie (of wat) + persoonsvorm

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Hem geef ik niets.

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Zij heeft het mij toch verteld.

In een zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen staan, maar het kan ook zo zijn dat er geen bijwoordelijke bepaling in de zin staat.

1. juist
2. onjuist

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Gisteren hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.

1. we
2. hebben behandeld
3. de bijwoordelijke bepaling
4. gisteren

Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?

Ik heb alles aan mijn vriendin verteld.

1. aan mijn vriendin
2. ik
3. alles
4. er is in deze zin geen bijwoordelijke bepaling

Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?

Hij is op de fiets gekomen.

Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?

Ik zou in Egypte willen wonen.

Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?

Met zijn zakmes sneed hij het brood.