week 25 Nederlands 1A les 1

Toets hoofdstuk 5
Bespreken vragen die bij de leestekst horen
Ik weet hoe ik het woordenboek moet gebruiken als ik een betekenis van een woord niet ken
Nabespreking vragen bij tekst: Overlast muggen vroeg dit jaar
Een woordenboek: hoe gebruik je dat?
Nederlands
week 25 les 1
Oefenen met woordenboek en betekenissen opzoeken
Woordenschat Hoofdstuk 6
Hebben we alle lesdoelen behaald?
Afmaken opdrachten woordenschat
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Toets hoofdstuk 5
Bespreken vragen die bij de leestekst horen
Ik weet hoe ik het woordenboek moet gebruiken als ik een betekenis van een woord niet ken
Nabespreking vragen bij tekst: Overlast muggen vroeg dit jaar
Een woordenboek: hoe gebruik je dat?
Nederlands
week 25 les 1
Oefenen met woordenboek en betekenissen opzoeken
Woordenschat Hoofdstuk 6
Hebben we alle lesdoelen behaald?
Afmaken opdrachten woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
1. Tekst met vragen bespreken
2. Nieuwe theorie
3. Oefenen met woordenboek (5 woordenboeken in kast lokaal 3)
4. Opdrachten uit het boek maken
5. Vragenlijst invullen voor Wietske
6. Afsluiting les

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak nu je tekst en vragen erbij

We gaan ze klassikaal bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1: Lees de inleiding van de tekst. Een tekst kan op verschillende manieren ingeleid worden. Dat is bij deze tekst gedaan door:

A. de aanleiding voor het schrijven van de tekst weer te geven,
B. de nieuwste inzichten uit recent onderzoek te noemen,
C. een deskundig persoon het onderwerp te laten introduceren,
D. een samenvatting van de tekst te geven.

Slide 4 - Tekstslide

A
Vraag 2: Wat betekent fragiel (regel 12)?

A. breekbaar
B. kostbaar
C. merkwaardig
D. prachtig

Slide 5 - Tekstslide

A
Vraag 3: Welke volgorde is de juiste als een mug bijt?

I De mug gebruikt het eiwit uit het bloed voor haar eitjes.
II De mug scheidt een antistollingsmiddel af.
III De probiscus doorboort de huid.
IV Door de probiscus worden twee buisjes in gebracht.
V de mug zuigt bloed op.
A. I, II, III, IV,           C. III, IV, II, V, I
B. II, III, V, IV, I        D. IV, III, II, I, V



Slide 6 - Tekstslide

C
Vraag 4:  Welk kopje zou ook kunnen in plaats van Dracula en gaat over het belangrijkste van deze alinea (regel 32)?

A. Bloed van mensen
B. De waterbak van de hond
C. Troebel en helder water
D. Vrouwtjesmuggen en eitjes

Slide 7 - Tekstslide

D
Vraag 5: Wat betekent te duchten hebben van in regel 44-45?


A. vrezen
B. verwachten
C. herkennen
D. ontvangen

Slide 8 - Tekstslide

A
Vraag 6:Wat is de belangrijkste functie van het slot van de tekst? Het slot geeft:


A. een conclusie over de functie van muggen.
B. een samenvatting van de tekst.
C. verschillende meningen over muggen tegenover elkaar.
D. voorbeelden van tips.

Slide 9 - Tekstslide

D
5 woordraadstrategieën gehad dit schooljaar:
- Zoek een synoniem
- Zoek een omschrijving of definitie
- Zoek een voorbeeld
- Zoek een tegenstelling
- Zoek een bekend woorddeel

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe theorie (1)
'6e woordraadstrategie': gebruik een woordenboek

Kun je de betekenis van een woord niet bedenken met behulp van één van de vijf andere woordraadstrategieën: 
gebruik dan een woordenboek!

--> Pak nu je woordenboek, want dat heb je deze les nodig!


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra theorie
Hoe vind je het juiste woord in een woordenboek?

Bij werkwoordsvormen: zoek bij het hele werkwoord

Voorbeeld:          loopt           --> lopen
                                 gevestigd --> vestigen



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek op in je woordenboek:
1. Van welk werkwoord komt 'gekibbeld'
2. Wat betekent het?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe theorie (2)
Hoe vind je het juiste woord in een woordenboek?

Bij meervoudsvormen: zoek bij het enkelvoud

Voorbeeld:             schapen   --> schaap
                                    alpaca's     --> alpaca
                                 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek op in je woordenboek:
1. Van welk woord komt het meervoud 'virussen'
2. Wat betekent het?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe theorie (3)
Hoe vind je het juiste woord in een woordenboek?

Bij een samenstellingzoek bij een deel van een samenstelling

Voorbeeld:             gezondheidsrisico   --> risico + gezondheid
                                    coronacrisis                --> corona + crisis
                                 


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek op in je woordenboek:
1. Welke twee woorden herken je in 'consumptiegoederen'
2. Wat betekent het woord (je moet nu twee woorden opzoeken en de betekenissen combineren)?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe theorie (4)
Soms staan bij woorden meerdere betekenissen. Zoek dan de betekenis die bij de tekst past.
                                 
- achteruitgang: het in minder goede
                                    toestand raken
- achteruitgang: uitgang aan de 
                                    achterkant

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Alle niveaus: 
Maken alle opdrachten Woordenschat H6.
--> KGT: opdr. 7 overslaan! 

Klaar? Begin vast met de vragenlijst voor Wietske (online)
www.bsot.nl/studenten, inlogcode VZI-438


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg bij vragenlijst:
Dit is een vragenlijst die jullie online invullen. 
Er komen geen namen bij te staan. 
Het gaat over Wietske als docent.
Probeer zo eerlijk mogelijk te zijn. 

Als je een antwoord echt niet weet, vul dan een - in.



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijke woorden vragenlijst
Gebruik de strategie die je deze les hebt aangeleerd:

gaat aan ordeverstoringen voorbij = ?
driftig = ?
aarzelend = ?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de les
Je beheerst deze woordraadstrategie:

Je kunt de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van een woordenboek

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een tekst zie je een werkwoordsvorm.
Waar moet je nu bij zoeken in het woordenboek?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies