2022-06-14 Dinsdagplanning

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Dinsdagprogramma
Bijzonderheden:
morgen geen lessen
oefenen eindgesprek

Slide 2 - Tekstslide

Economie
Lesdoel:              

Lesinhoud:        
              herhaling:        Herhalen H3
              
              opdracht:        Maken examenparagraaf H4
                                           Maken vragen DUO arbeid en bedrijf

              klaar:                 Rtl z

Slide 3 - Tekstslide

Een restaurant levert goederen, want
A
Je mag er lang tafelen
B
Je mag de WC daar gebruiken
C
Je kan er aan eten en drinken komen
D
De ober brengt je bestelling naar je toen

Slide 4 - Quizvraag

Zo noem je alle bedrijven die meewerken aan het maken van een product
A
Bedrijfskolom
B
Bedrijfsketting
C
Toegevoege Waarde
D
Producenten

Slide 5 - Quizvraag

Welk van onderstaande producten voorziet in een basis behoefte?
A
auto
B
winterjas
C
diepvriezer
D
televisie

Slide 6 - Quizvraag

Wat geldt voor een overige behoefte
A
Die is absoluut noodzakelijk
B
Daar kan ik niet zonder
C
Die heb ik af en toe nodig om te leven
D
Daar kan ik wel zonder maar het maakt het leven wel leuker

Slide 7 - Quizvraag

Jij hebt een taartenwinkel. Bereken de kostprijs per taart.
Bloem: 1,50 Hier maak je 2 taarten van.
Eieren: 3,00
Melk: 2,00
Overige kosten: 4,00

A
3,00
B
8,50
C
5,25
D
2,15

Slide 8 - Quizvraag

Voorbeeld Afronden

Jan en Cees gaan een appartement delen. De huur per maand is 965,23 euro per maand. Hoeveel zullen ze elk betalen aan huur permaand? Rond tot 2 decimalen af.
A
457,87
B
482,615
C
482,62
D
483,00

Slide 9 - Quizvraag

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijses. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken de opbrengst van de verkoop.
A
380 euro
B
390 euro
C
150 euro
D
90 euro

Slide 10 - Quizvraag

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijses. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken hoeveel de verkoopopbrengst is van een ijsje.
A
1,20 euro
B
79 cent
C
74 cent
D
45 cent

Slide 11 - Quizvraag

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijsjes. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken hoeveel winst Joanne heeft per ijsje.
A
28 cent
B
17 cent
C
50 cent
D
1,20 euro

Slide 12 - Quizvraag

Voor de kerstmarkt heb je 36 muffins gemaakt, maar maar 2 verkocht.
Voor de ingrediënten heb je in totaal € 6,20 betaald.
Je hebt de muffins verkocht voor € 1,20 per stuk.
Bereken je verlies.
A
6,20 euro
B
3,80 euro
C
2,40 euro
D
1,20 euro

Slide 13 - Quizvraag

Terugblik
Herhaling H4
Economie

Slide 14 - Tekstslide

Herhaling 4.1. en 4.2.

Slide 15 - Tekstslide

Bedrijfskolom

  • Bovenaan ligt het bedrijf dat de grondstof uit de natuur haalt.



  • Onderaan is het bedrijf dat het eindproduct verkoopt.

Slide 16 - Tekstslide

Soorten Bedrijven
1. Agrarische bedrijven - produceren grodstoffen

2. Industriële bedrijven - gebruiken grondstoffen en produceren goederen

3.Dienstverlenende bedrijven - leveren diensten

Slide 17 - Tekstslide

Productiefactoren:

  • Kapitaal
  •              Investeren
  • Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen 
  • Hierdoor wil een ondernemer meer, beter of goedkoper produceren
  • Arbeid
Kapitaal:
Geld, machines, gebouwen, gereedschappen en andere hulpmiddelen zijn kapitaalgoederen
K
Arbeid:
Al het werk dat mensen doen
A
  • Natuur
Natuur:
Alles wat uit de natuur komt zonder bewerking door mensen
N

Slide 18 - Tekstslide

Concurrenten


  • Bedrijven die dezelfde soort producten maken of dezelfde diensten leveren.

Slide 19 - Tekstslide

BELANGRIJK

Kostprijs per product = alle productiekosten / aantal producten
Voorbeeld
Ik maak tafels. Ik betaal 300 euro aan hout. Daat kan ik 3 tafels van maken. Hoeveel is mijn productiekosten per tafel?

Slide 20 - Tekstslide

Winst
  • Winst = Opbrengst - Kosten



Wis slim is investeert!
alle uitgaven die je hebt
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen
Hierdoor wil een ondernemer meer, beter of goedkoper produceren
al het geld dat je ontvangt

Slide 21 - Tekstslide

Quiz
Pak je rekenmachine er bji!

Slide 22 - Tekstslide

Instructie
Samen oefenen
Leerlingen naar instructietafel

Daarna zelf aan de slag
Economie

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken ...
Economie

Slide 24 - Tekstslide

Terugblik
Wat hebben we geleerd
Economie

Slide 25 - Tekstslide

Afsluiting van de les
Economie

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Fitness
Groep A              Groep B

Slide 29 - Tekstslide

LOB
Lesdoel:              Bespreken uitstroom /  oefenen eindgesprek

Lesinhoud:        
              herhaling:          
              
              opdracht:        Afmaken portfolio format / leesdossier / 

              klaar:

Slide 30 - Tekstslide

Terugblik
Wat hebben we geleerd
LOB

Slide 31 - Tekstslide

Afsluiting van de les
LOB

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerkuur
Lesdoel:              Afmaken huiswerk

Lesinhoud:        
              herhaling:          
              
              opdracht:        Leesdossier / oefenen eindgesprek / stage opdracht / portfolio

              klaar:

Slide 35 - Tekstslide

Terugblik
activeren van voorkennis
Computer-vaardigheden

Slide 36 - Tekstslide

Instructie
Samen oefenen
Leerlingen naar instructietafel

Daarna zelf aan de slag
Computer-vaardigheden

Slide 37 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken ...
Computer-vaardigheden

Slide 38 - Tekstslide

Terugblik
Wat hebben we geleerd
Computer-vaardigheden

Slide 39 - Tekstslide

Afsluiting van de les
Computer-vaardigheden

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide