Hoofstuk 2 Betalen

Rondkomen
Hoofstuk 2
Betalen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
M&MVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Rondkomen
Hoofstuk 2
Betalen

Slide 1 - Tekstslide

Op welke manieren kun je betalen?

Slide 2 - Woordweb

Je kunt op verschillende manieren betalen
-contant betalen 
Je betaalt met munten en biljetten.
-pinpas en pincode
-contactloos betalen met de pinpas
-internetbankieren
-acceptgiro
-automatisch betalen
-creditcard

Slide 3 - Tekstslide

Contant betalen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het voordeel van contant betalen?
A
je ziet precies hoeveel geld je uitgeeft
B
je ziet hoeveel geld je nog in de portemonnee hebt
C
je raakt je geld niet kwijt
D
het gaat sneller in een lange rij

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het nadeel van contant betalen?

A
je bent snel in een lange rij in de winkel
B
je kunt je portemonnee kwijt raken
C
je portemonnee kan gestolen worden
D
je hebt weinig soorten geld/munten nodig

Slide 6 - Quizvraag

Betalen met je pinpas

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het voordeel van betalen met je pinpas?
A
je moet zeker weten dat er genoeg geld op je rekening staat
B
je moet je pincode kunnen onthouden
C
je hoeft geen contant geld mee te hebben
D
de rij in de winkel wordt snel korter

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het nadeel van betalen met je pinpas?
A
je moet je pincode goed kunnen onthouden
B
je moet je pinpas en pincode veilig gebruiken
C
je hebt overzicht van je uitgaven
D
je ziet niet hoeveel geld er op je rekening staat

Slide 9 - Quizvraag

Tot welk bedrag kun je contactloos betalen?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het nadeel van contactloos betalen?

Slide 11 - Open vraag

Waarom moet je zo nu en dan toch je pincode invoeren?

Slide 12 - Open vraag

Internetbankieren

Slide 13 - Tekstslide

Op welke manier kun je allemaal internetbankieren?
A
op een app op je telefoon
B
op de computer
C
via i-DEAL
D
een niet smartphone

Slide 14 - Quizvraag

Wat kun je allemaal zien als je inlogt op internetbankieren?

Slide 15 - Woordweb

Acceptgiro

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat staat er op een acceptgiro?
A
hoeveel je moet betalen
B
hoeveel geld je op je rekening hebt staan
C
wanneer je de betaling gaat uitvoeren
D
naar welk bankrekening nummer moet het geld

Slide 18 - Quizvraag

Geef je met je handtekening toestemming om een acceptgiro te betalen?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Moet je de acceptgiro tegenwoordig naar de bank brengen?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Waar kun je betalen met een creditcard?

Slide 21 - Woordweb

Vanaf welke leeftijd heb je recht op een creditcard?
A
21
B
19
C
18
D
20

Slide 22 - Quizvraag

Vul de woorden in op de juiste plek
Kijk goed naar de tekst / zin en de antwoorden die er onder staan. 

Slide 23 - Tekstslide

Bij de betaalautomaat van een winkel betaal je met je ......
A
contant geld
B
automatische incasso
C
internetbankieren
D
pinpas

Slide 24 - Quizvraag

Munten en biljetten heten ....
A
contant geld
B
automatische incasso
C
internet bankieren
D
pinpas

Slide 25 - Quizvraag

Met ..... boek je geld over naar de rekening van iemand anders.
A
contant geld
B
automatische incasso
C
internetbankieren
D
pinpas

Slide 26 - Quizvraag

Je geeft een bedrijf toestemming om geld van jouw rekening af te schrijven. Dat heet .....
A
contant betalen
B
automatische incasso
C
internetbankieren
D
pinpas

Slide 27 - Quizvraag

Let op!
Ga veilig om met je pinpas. 
Bewaar je pinpas goed. 
Controleer regelmatig of je de pinpas nog hebt. 
Leen je pinpas nooit uit. 
Controleer of je na een betaling of geldopname je eigen pinpas terug krijgt.

Slide 28 - Tekstslide

Pincode
Ga veilig om met je pincode.
Geef je pincode nooit aan anderen.
Vernietig meteen na ontvangst het formulier waarop je pincode staat vermeld.
Scherm het intoetsen van je pincode af met je hand.

Slide 29 - Tekstslide

Wat is belangrijkste bij alle manieren van betalen?
A
betaal je veilig
B
behoud overzicht van je uitgaven en inkomsten
C
heb je genoeg geld op de rekening staan
D
let goed op wat je uitgeeft

Slide 30 - Quizvraag