1.1: nieuwe buren

• NT2
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

1.1: nieuwe buren

Aan het einde van de les kan je vertellen over je buren. 

Vind je je buurt leuk?
Wat vind je leuk aan je buurt?

Oudste

Iemand in de groep die heel oud is. 

Jongste

Iemand in de groep die heel jong is. 

zwanger

Bevalling

geboren

• de baby is uit zijn moeder gekomen
• zin: Waar ben jij geboren? In Den Helder, in het ziekenhuis. 

pas

• nog maar net
• kort geleden/nog niet lang
• zin: Het is nog maar pas dat hij hier op school zat.
• zin: Pas geleden gingen wij nog weleens naar de bioscoop, maar nu niet meer.

ontmoeten

• iemand toevallig of nadat je een afspraak gemaakt hebt zien en spreken en tegenkomen;
• werkwoord: ik ontmoet, hij ontmoet, wij ontmoeten. 
• zelfstandig naamwoord: de ontmoeting.
• Zin: Ik heb mijn vriend gisteren ontmoet.
• Zin: Wij ontmoeten elkaar altijd in de stad.

de hamer

lenen

• iets geven aan ander en het later weer terug geven;
• werkwoord: ik leen, hij leent, wij lenen;
• zin: Ik leen altijd mijn kleding aan mijn zusje.

de buren

Iemand die naast je huis woont. 

Zin: Mijn buren zijn erg aardig.

Zin: De buren maken veel herrie. 

Succes!

Samen praten:

Heb je buren? 

Hoe heten ze? 

Hebben je buren kinderen? Hoeveel? Hoe oud zijn ze?

Zijn je buren aardig?

Wat doen je buren?

Speel jij met je buurkinderen?

Zijn je buren Nederlands?

Maak een zin.

Maak een zin