Rekenen 1F domein optellen

Hoe reken je het uit?
125 + 274
1 / 46
volgende
Slide 1: Open vraag
RekenenISK

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoe reken je het uit?
125 + 274

Slide 1 - Open vraag

Hoe reken je het uit?
752 + 137

Slide 2 - Open vraag

Hoe reken je het uit?
243 + 118

Slide 3 - Open vraag

Hoe reken je het uit?
451 + 449

Slide 4 - Open vraag

Welk getal moet er op de ... staan?
265 = 100 + ... + 5
timer
0:10

Slide 5 - Open vraag

Welk getal moet er op de ... staan?
425 = ... + 350 + 25
timer
0:10

Slide 6 - Open vraag

Welk getal moet er op de ... staan?
388 = 40 + 200 + ...
timer
0:10

Slide 7 - Open vraag

Welk getal moet er op de ... staan?
798 = 400 + ... + 88
timer
0:10

Slide 8 - Open vraag

Hoe reken je het uit?
682 + 139 + 218 + 141
timer
1:00

Slide 9 - Open vraag

Hoe reken je het uit?
659 + 131 + 241 + 169
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Eva heeft 53 euro. Ze wil graag 100 euro hebben. Ze krijgt nog 26 euro. Hoeveel moet ze nog?
timer
0:30

Slide 11 - Open vraag

Groep A eet 23 broodjes, groep B 34, groep C 45. De directeur eet 5 broodjes. Hoeveel broodjes zijn er in totaal nodig?
timer
0:30

Slide 12 - Open vraag

Voor het feest zijn 35 flessen frisdrank nodig. Jada heeft al 18 flessen gehaald. Pim haalt er nog 15 bij. Is dat genoeg?
timer
0:10

Slide 13 - Open vraag

De familie Alizada mag 80 kilo bagage meenemen in het vliegtuig. Vader en moeder hebben per persoon 15 kilo, oma heeft er 18, Ahmed heeft er 19 en Mila 14. Lukt dat?
timer
0:10

Slide 14 - Open vraag

Schatten
Oefenen met schattend optellen

Slide 15 - Tekstslide


205 + 499 ≈ ?

Slide 16 - Open vraag

253 + 396 ≈

Slide 17 - Open vraag

673 – 169 ≈

Slide 18 - Open vraag

Rekenen met negatieve getallen

Slide 19 - Tekstslide

Het is 1° en het wordt 6° kouder

de som die daarbij hoort is:

1 - 6 = -5

Slide 20 - Tekstslide

Het is -1° en het wordt 6° kouder

de som die daarbij hoort is:

-1 - 6 = -7

Slide 21 - Tekstslide

Het is 1° en het wordt 6° warmer

de som die daarbij hoort is:

1 + 6 = 7

Slide 22 - Tekstslide

Het is -1° en het wordt 6° warmer

de som die daarbij hoort is:

-1 + 6 = 5

Slide 23 - Tekstslide

110 + -9 =

Slide 24 - Open vraag

-35 + -40 =

Slide 25 - Open vraag

-9 + 9

Slide 26 - Open vraag

- 15 + 8 =

Slide 27 - Open vraag

-98 + 102 =

Slide 28 - Open vraag

cijferend optellen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Oefenen:

Slide 31 - Tekstslide

Oefenen

Slide 32 - Tekstslide

Optellen
688
245
timer
0:30
A
933
B
923
C
833
D
932

Slide 33 - Quizvraag

Optellen
438
289
timer
0:30
A
627
B
727
C
737
D
736

Slide 34 - Quizvraag

Optellen
635
257
timer
0:30
A
882
B
881
C
892
D
992

Slide 35 - Quizvraag

Aftrekken
958
797
timer
0:30
A
154
B
150
C
151
D
251

Slide 36 - Quizvraag

Aftrekken
882
337
timer
0:30
A
445
B
554
C
555
D
545

Slide 37 - Quizvraag

Aftrekken
648
375
timer
0:30
A
273
B
263
C
363
D
272

Slide 38 - Quizvraag

Verhaaltjessommen

Slide 39 - Tekstslide

Murat gaat en kamer behangen. Hij koopt 10 rollen. Hoeveel moet hij betalen als 5 rollen 12 euro kosten?
timer
1:00

Slide 40 - Open vraag

84 605 mensen hebben de voorstelling bezocht. Hoeveel mensen zijn dat ongeveer?
timer
1:00

Slide 41 - Open vraag

De waterstand van de rivier de Maas is in een jaar tijd gestegen van 548 cm naar 762 cm. Hoeveel cm is het water gestegen?
timer
1:00

Slide 42 - Open vraag

De kilometerteller van de auto staat op 18.999 km. Over hoeveel kilometer staat de teller op 20.000 km?
timer
1:00

Slide 43 - Open vraag

Liza is aan het sparen voor een nieuwe camper. Ze heeft al 19.600 euro. De camper kost 25.500 euro. Hoeveel euro moet ze nog sparen?
timer
1:00

Slide 44 - Open vraag

Karla rijdt met de auto naar Spanje. De eerste dag heeft ze 783 km gereden. De tweede dag rijdt ze 647 km. Hoeveel kilometer heeft ze gereden?
timer
1:00

Slide 45 - Open vraag

Wat vond je van het niveau van deze les?
0 = heel makkelijk, 100 = heel moeilijk.
0100

Slide 46 - Poll