1.3-1.4 Chemische reacties + Reactiesnelheid

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Explosie in Beiroet 4 augustus 2020

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Terugblik 1.3 Scheidingsmethoden (+Check!)
  • 1.4 Chemische reacties; kenmerken (+Check!)
  • Energie-effect: endo- of exotherm?  (uitleg) (+Check!)
  • Energiediagram tekenen (uitleg)
  • Verwerken: opdr. 31 en 33 t/m 36 maken
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Van mengsel naar zuivere stof: Scheidingsmethoden

Slide 4 - Tekstslide

Welke opstelling is
geschikt om uit zeewater
drinkwater te maken?
A
opstelling 1
B
opstelling 2
C
zowel opstelling 1 als 2
D
geen van beide

Slide 5 - Quizvraag

Thee zetten:
Welke scheidingsmethoden worden gecombineerd?
A
Indampen-filtreren
B
Droogkoken-extraheren
C
Extraheren-indampen
D
Extraheren-filtreren

Slide 6 - Quizvraag

Je wilt een mengsel van twee stoffen, A en B, scheiden door middel van chromatografie.
Stof A lost beter op in de loopvloeistof dan stof B.
Stof B hecht beter aan het papier dan stof A.
Welke stof komt hoger in het chromatogram?
A
stof A
B
stof B
C
beide evenhoog

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Scheidingsmethoden
Filtreren
Centrifugeren / Bezinken (en afschenken)
Destilleren / Indampen
Adsorberen 
Extraheren
Chromatografie


Slide 9 - Tekstslide

Factoren die invloed hebben op de reactiesnelheid 

Slide 10 - Tekstslide

Chemische reacties
Beginstof(fen) verdwijnt, nieuwe stof(fen) (=reactieproduct) ontstaat.

bijv. glucose + zuurstof -->  koolstofdioxide + water
                  beginstoffen                 reactieproducten

Slide 11 - Tekstslide

Chemische reactie of niet?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Chemische reactie of niet?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Chemische reactie of niet?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Chemische reactie of niet?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Chemische reactie of niet?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Fase-overgangen 

Slide 17 - Tekstslide

Je verwarmt een witte vaste stof die bij 440 graden vloeibaar wordt. Tijdens het afkoelen wordt deze vloeistof bij 335 graden weer een witte vaste stof. Leg uit of tijdens het verhitten een chemische reactie is opgetreden.

Slide 18 - Open vraag

1.4 Chemische reacties
Voor elke chemische reactie geldt;
  • de wet van massabehoud.
  • Stoffen reageren in een vaste massaverhouding.
  • Elke reactie heeft zijn eigen reactietemperatuur.
  • Bij elke chemische reactie treedt een energie-effect op.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Om kaarsvet te smelten, moet je voortdurend verwarmen. Is het smelten van kaarsvet een exotherm of endotherm proces?
A
exotherm proces
B
endotherm proces

Slide 21 - Quizvraag

Gesmolten kaarsvet wordt weer vast als je het afkoelt.
Hoe heet deze fase-verandering?
A
bevriezen
B
condenseren
C
stollen
D
sublimeren

Slide 22 - Quizvraag

Gesmolten kaarsvet wordt weer vast als je het afkoelt.
Zal deze fase-overgang exotherm of endotherm zijn?
A
exotherm
B
endotherm

Slide 23 - Quizvraag

Gesmolten kaarsvet wordt weer vast als je het afkoelt.
Zal bij deze faseverandering de omgeving warmer worden of juist kouder?
A
warmer
B
kouder

Slide 24 - Quizvraag

1.4 Chemische reacties
  • Voor elke chemische reactie geldt de wet van massabehoud.
  • Stoffen reageren en ontstaan in een vaste massa-verhouding.
  • Elke reactie heeft zijn eigen reactietemperatuur.
  • Bij elke chemische reactie treedt een energie-effect op.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Om aardgas te verbranden, moet je er een lucifer bij houden. Een stukje witte fosfor ontbrandt al bij kamertemperatuur zonder dat je er een lucifer bij hoeft te houden.
Welke van deze twee verbrandingsreacties heeft de grootste activeringsenergie?
A
verbranden van aardgas
B
verbranden van witte fosfor

Slide 27 - Quizvraag

Energiediagram
Let op! Bij een energiediagram hoort altijd:
  • benoemen van de verticale as
  • niveau van beginstof(fen) + benoemen
  • niveau van reactieproduct(en) + benoemen
  • niveau van geactiveerde toestand (ook wel overgangstoestand genoemd)
Je moet in het energiediagram kunnen aangeven: 
  • reactie-energie / reactiewarmte
  • activeringsenergie

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Energiediagram
Hiernaast zie je het
energiediagram van de 
verbranding van methaan
(               )
CH4

Slide 30 - Tekstslide

reactietijd en reactiesnelheid
De tijd die is verstreken tussen het 
begin en het einde van een reactie, 
is de reactietijd.

De reactiesnelheid is de hoeveelheid 
stof die per seconde en per liter 
ontstaat of verdwijnt.

Slide 31 - Tekstslide

Invloed op reactiesnelheid

Soort stof
Concentratie (hoeveelheid stof, volume, druk)
Temperatuur 
Verdelingsgraad 
Aanwezigheid katalysator

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Effectieve botsing
Voor een reactie is een effectieve botsing nodig. Als moleculen van de beginstoffen met voldoende snelheid en op de juiste plek tegen elkaar botsen vindt er een chemische reactie plaats. 

Slide 34 - Tekstslide

Reactiesnelheid
De reactiesnelheid is de snelheid waarmee reactieproducten worden gevormd of  beginstoffen verdwijnen.



Slide 35 - Tekstslide

Reactiesnelheid verhogen
Snelheid van een reactie verhogen:
  • Temperatuur verhogen
  • Concentratie vergroten
  • Verdelingsgraad verhogen
  • Katalysator toevoegen

Slide 36 - Tekstslide

Temperatuur verhogen
Temperatuur verhogen -> deeltjes bewegen sneller -> deeltjes botsen vaker en harder tegen elkaar aan, dus grotere kans op een effectieve botsing.


Fietsers: stel ze fietsen samen op het plein. Als ze harder fietsen, grotere kans tegen elkaar aan te botsen. 

Slide 37 - Tekstslide

Concentratie vergroten
Meer deeltjes in hetzelfde volume -> vaker effectieve botsingen grotere kans dat deeltjes tegen elkaar aan botsen.



Fietsers: zelfde schoolplein: meer fietsers op het plein -> grotere kans op botsen. 

Slide 38 - Tekstslide

Verdelingsgraad vergroten
Verdelingsgraad = groter contactoppervlak
Bij een groter contactoppervlak kunnen er vaker effectieve botsingen plaatsvinden en zal de reactiesnelheid dus groter worden.
Fietsers: als alle fietsers
in het peloton fietsen, kunnen de middelste 
fietsers nooit botsen, alleen de buitenste. 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Katalysator
 Een katalysator is een hulpstof waardoor de reactie sneller kan verlopen. 
Katalysator doet wel mee aan de reactie, maar raakt niet op. Het wordt wel gebruikt, maar niet verbruikt 
Kan niet worden verklaard met het botsende deeltjesmodel. 
Fietsers: alle fietsers worden zo opgesteld zodat ze kunnen botsen. 

Slide 41 - Tekstslide

Katalysator
Katalysator zorgt ervoor dat de activeringsenergie ( Eact) wordt verlaagd.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Verwerken
Maak opdrachten volgens de studiewijzer

Slide 46 - Tekstslide

Afsluiting:
Noteer drie zaken die in deze les zijn besproken.

Slide 47 - Open vraag