Erfelijkheid & Evolutie (OEFENVRAGEN)

Erfelijkheid & Evolutie

Succes!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid & Evolutie

Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Cel
Celkern
Chromosoom

Slide 2 - Tekstslide

Gen & Allel

Slide 3 - Tekstslide

genotype
Fenotype
XY chromosomen
kan niet veranderen!
is erfelijk
kan tijdens het leven veranderen
is niet overerfbaar
een litteken
Is niet altijd zichtbaar

Slide 4 - Sleepvraag

Genotype vs Fenotype
  • Genotype: informatie (eigenschappen) bepaald door je genen.

  • Fenotype: informatie (eigenschappen) die zich uiten, zichtbaar

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Dominant & Recessief


  • Dominant: overheersende allel.
  • Recessief: onderdrukte allel.



Slide 7 - Tekstslide

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant
over wit. Een homozygoot zwart konijn
wordt enkele malen gekruist met een
wit konijn.
Wat is het genotype van de konijntjes
uit de F1?
A
Aa
B
AA
C
aa

Slide 8 - Quizvraag

Een mannetjesvarken heet een beer, een vrouwtjesvarken heet een zeug. Een zeug met een rechte staart wordt gekruist met een beer met een krulstaart (dominant). De beer is heterozygoot voor deze eigenschap. Hoe groot is de kans op een big met een rechte staart?
Maak een volledig kruisingsschema en maak hier een foto van.

Slide 9 - Open vraag

Het hebben van een vast oorlelletje of een los oorlelletje is erfelijk bepaald.
Een vrouw is homozygoot voor deze eigenschap. Ze heeft een los oorlelletje.
Haar man heeft ook een los oorlelletje, maar is heterozygoot. Hoe groot is de kans dat ze een kind krijgen met een vast oorlelletje? Maak een volledig kruisingsschema.

Slide 10 - Open vraag

Bij een bepaalde bloemensoort zijn drie fenotypes: rood, wit en roze. De roze kleur ontstaat bij een kruising van een rode en een witte bloem. Wanneer bestuiving plaatsvindt van een rode en een roze bloem, wat voor genotypes en fenotypes kunnen de nakomelingen dan hebben? En hoe is de verdeling van deze fenotypes bij de nakomelingen?

Slide 11 - Open vraag

Taaislijmziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen (a).
Twee ouders zijn beide heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt.
Ze krijgen samen een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter géén taaislijmziekte krijgt?

Slide 12 - Open vraag

X-chromosomale afwijking -> voorbeeld
  • Voorbeeld: op Y-chromosoom zitten geen allelen voor de eigenschap kleurenblindheid. 

  • - Genotype vader met dominante allel noteer je als XAY. (niet kleurenblind)
  • - Genotype van moeder noteer je als XAXa. (drager)

  • meisje kan alleen kleurenblind zijn als vader kleurenblind is en moeder drager. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn de genotypen van de vier kinderen?
Merel
Jorieke
Daan
Rick
XAXA
XAXa
XAY
XaY

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Video

Taaislijmvliesziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen (a).
Wat is het genotype van nummer 7 in de stamboom?

Slide 16 - Open vraag


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 17 - Quizvraag

Evolutie
  • Door variatie en selectie kunnen soorten langzaam veranderen. Een soort kan zelfs helemaal verdwijnen, maar er kunnen ook nieuwe soorten ontstaan.
  • De ontwikkeling van leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen => evolutie

Slide 18 - Tekstslide

Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
D
het groter worden van een populatie

Slide 19 - Quizvraag

Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld? je kan op de afbeelding klikken dan wordt deze groter.
(kies de beste uitleg)
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.

Slide 20 - Quizvraag

Klik op de afbeelding van dit verwantschapsschema om deze te vergroten.
1. Welk diersoort heeft zich het langst geleden als aparte soort ontwikkeld?
2. Met wie hebben dwergherten meer verwantschap? Met giraffen, nijlpaarden of varkens?

Slide 21 - Open vraag

Soorten veranderen door natuurlijke selectie. Leg uit wat dit inhoudt.

Slide 22 - Open vraag

In de evolutie geldt survival of the fittest. Welke dieren hebben de hoogste fitness?

Slide 23 - Open vraag

Een populatie ratten trekt naar een gebied waar de rotsen grijs gekleurd zijn. Door genetische variatie zijn sommige ratten bruin en andere grijs.
1. Hoe zal de rattensoort in de loop van de tijd veranderen?
2. Waarom is dit een voorbeeld van natuurlijke selectie?

Slide 24 - Open vraag

Leg uit hoe de poolhaas aan zijn witte vacht is gekomen.
Gebruik de volgende termen:
- natuurlijke selectie -mutatie -variatie binnen de soort
-survival of the fittest - evolutie

Slide 25 - Open vraag

Evolutie
  • Bosbewoners => boskap => savannes.

  • Aanpassingen door erfelijke variatie en natuurlijke selectie.

Slide 26 - Tekstslide

Dus.. even op 'n rij;
van aap naar mens
  • Leefomgeving: eerst in het bos, later op de savanne
     
  • Veranderingen:
  • hersenvolume nam toe. 
  • wenkbrauwboog en kam op hoofd werden kleiner. 
  • kaken werden kleiner en minder krachtig en de kin ontstond.

Slide 27 - Tekstslide

Evolutie van de mens
7 miljoen jaar geleden een gemeenschappelijke voorouder.

Autralophithecus afarensis - geen opponeerbare teen
Homo habilis - 'handige mens' - stenen werktuigen
Homo erectus  'rechtopstaande mens' - jagers en vissers, vuur
Homo sapiens - 'denkende mens'-  plat gezicht, groot hersenvolume



Slide 28 - Tekstslide

In de loop van de evolutie is het hersenvolume van de mensachtigen toegenomen. De Homo habilis waren waarschijnlijk de eerste mensachtigen die stenen werktuigen veranderden. Welke verband is er tussen het toenemen van het hersenvolume en het gebruik van werktuigen?

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Link