VEI 9.3 Ziekten bestrijden

9.3 Ziektes bestrijden (blz. 74)
Logboek, pen, schrift op tafel 
klaarleggen.
Werkboek op tafel 9.2 gemaakt?
Device gesloten op tafel
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

9.3 Ziektes bestrijden (blz. 74)
Logboek, pen, schrift op tafel 
klaarleggen.
Werkboek op tafel 9.2 gemaakt?
Device gesloten op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria 9.3 Ziekten bestrijden
  • Je herkent vier verschillende vormen van immuniteit.
  • Je beschrijft de werking van antibiotica en het gevaar op resistentie.
  • Je beschrijft hoe allergie ontstaat.
  • Je beschrijft wat er gebeurt bij een auto-immuunziekte.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Immuun
Als alle ziekteverwekkers dood zijn, zijn ook de witte bloedcellen niet meer nodig.

De meeste witte bloedcellen gaan dood, er blijven een paar over, de geheugencellen

Word je nog een keer besmet met dezelfde ziekteverwekker, dan herkennen deze geheugencellen de antigenen. Ze gaan heel snel antistoffen maken en voordat je ziek kan worden, zijn de ziekteverwekkers als dood.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Immuniteit
  • Je bent  immuun als er geheugencellen (witte bloedcellen)in je bloed zijn die de ziekte al kennen.

  • immuniteit kan op verschillende manieren ontstaan:
  • actief: zelf antistoffen maken
  • passief: antistoffen binnenkrijgen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actieve immuniteit: zelf antistoffen maken door:
  1. door besmetting met ziekteverwekker (gewoon ziek worden): je witte bloedcellen maken antistoffen, er worden geheugencellen achter gelaten. Op natuurlijke wijze besmet = natuurlijke actieve immuniteit
  2. door vaccinatie met antigenen: je krijgt verzwakte ziektemakers ingespoten. Je witte bloedcellen maken antistoffen, er worden geheugencellen achter gelaten. Antigenen worden ingebracht = kunstmatige actieve immuniteit


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passieve immuniteit: je krijgt antistoffen binnen
  1. Door een injectie met antistoffen: je krijgt een serum ingespoten. Bijvoorbeeld als je tetanusbacteriën in een wond hebt gekregen. Daarna ben je meteen immuun.
  2. Bij baby's: via de moeder komen antistoffen via de placenta en de moedermelk 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

een baby wordt ingeënt tegen de mazelen. Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke actieve immuniteit
B
natuurlijke passieve immuniteit
C
kunstmatige actieve immuniteit
D
kunstmatige passieve immuniteit

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een baby krijgt antistoffen door moedermelk.
Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke actieve immuniteit
B
natuurlijke passieve immuniteit
C
kunstmatige actieve immuniteit
D
kunstmatige passieve immuniteit

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een man krijgt een serum tegen een slangenbeet. Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke actieve immuniteit
B
natuurlijke passieve immuniteit
C
kunstmatige actieve immuniteit
D
kunstmatige passieve immuniteit

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een baby krijgt de waterpokken.
Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke actieve immuniteit
B
natuurlijke passieve immuniteit
C
kunstmatige actieve immuniteit
D
kunstmatige passieve immuniteit

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dina heeft CVID. Door deze ziekte maakt haar lichaam onvoldoende antistoffen.
Voordat de ziekte bij haar werd ontdekt, liep ze vaak infecties op. Regelmatig moest ze antibiotica gebruiken om deze infectieziekten te bestrijden.
Inentingen leveren bij Dina geen goede immuniteit op. Daarom krijgt ze eenmaal per maand antistoffen uit donorbloed toegediend.

Is het toedienen van antistoffen aan Dina actieve immunisatie of is het passieve immunisatie?
A
actieve
B
passieve

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Difterie is een ziekte die veroorzaakt wordt door bacteriën in de slijmvliezen van de mond- en keelholte. Ziekteverschijnselen zijn onder andere keelpijn, pijn bij het slikken, koorts en misselijkheid. De bacteriën maken een gifstof die vanuit de slijmvliezen in het bloed terecht kan komen. Als het gif in het hartspierweefsel terechtkomt, kan de hartspier aangetast worden. Ook de nieren en de zenuwen kunnen door het gif beschadigd raken.
Sinds 1953 worden kinderen in Nederland ingeënt tegen difterie. Het vaccin bevat het onschadelijk gemaakte gif van de bacterie. Sinds die tijd komen hier slechts zelden difteriegevallen voor. Iemand die wel difterie krijgt, moet zo snel mogelijk antibiotica en een serum met antistoffen toegediend krijgen.
Waarvoor dient de behandeling met antibiotica bij een patiënt met difterie?
A
om actieve immuniteit op te bouwen
B
om de bacterie te bestrijden
C
om de gifstof onschadelijk te maken

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sommige soorten ziekteverwekkers komen zo algemeen voor en worden zo gemakkelijk overgedragen, dat de meeste kinderen er al jong mee besmet raken. Als een kind van zo’n ziekte genezen is, treden er bij een volgende besmetting meestal geen ziekteverschijnselen meer op. Zulke ziekten worden kinderziekten genoemd omdat ze bijna nooit bij volwassenen voorkomen.
Voorbeelden van kinderziekten zijn: bof, mazelen, rode hond, roodvonk en waterpokken. Van deze ziekten wordt roodvonk door een bacterie veroorzaakt, de overige door virussen.
Sinds 1987 worden kinderen in Nederland ingeënt tegen bof, mazelen en rode hond. Het vaccin wordt het BMR-vaccin genoemd.
Bevat het BMR-vaccin antigenen? En bevat het antistoffen?
A
alleen antigenen
B
alleen antistoffen
C
zowel antigenen als antistoffen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Criteria 9.3 Ziekten bestrijden
  • Je herkent vier verschillende vormen van immuniteit.
  • Je beschrijft de werking van antibiotica en het gevaar op resistentie.
  • Je beschrijft hoe allergie ontstaat.
  • Je beschrijft wat er gebeurt bij een auto-immuunziekte.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9.3 Hoe helpen medicijnen tegen ziekteverwekkers?
Antibiotica bestrijdt bacteriën door de celwanden aan te tasten.
Bacteriën kunnen resistent worden --> dan werkt de antibiotica niet meer.
Dit werkt niet voor virussen 
want die hebben geen celwand.
Er zijn wel virusremmers




Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor is iemand allergisch?
  • Bij een allergie reageert je lichaam extreem gevoelig op antigenen. Die veroorzaken dan een afweerreactie.

  • Bij mensen met een allergie geven sommige cellen in de slijmvliezen de stof histamine af waardoor een allergische reactie  ontstaat (bijv. jeukende ogen, niezen etc.)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een auto-immuunziekte?
  • Bij een auto-immuunziekte herkennen je eigen witte bloedcellen lichaamseigen cellen niet meer.
  • Je maakt antistoffen aan tegen eigen cellen en ruimt ze op.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 stappen auto-immuunziekte
  1. Witte bloedcellen type 2 herkennen de lichaamseigen eiwitten  van een weefsel als lichaamsvreemd.
  2. Als reactie hierop maken ze antistoffen.
  3. De antistoffen koppelen de cellen in het weefsel.
  4. De vreetcellen ruimen het weefsel van buiten naar binnen op. 
Bijvoorbeeld: diabetes --> cellen alvleesklier --> geen insuline meer maken

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaccineren is een voorbeeld van
A
Actieve immuniteit
B
Natuurlijke immuniteit
C
Passieve immuniteit
D
Kunstmatige immuniteit

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ongeboren baby wordt beschermd door antistoffen van de moeder dit heet actieve immunisatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Dit heet passieve immunisatie , de baby krijgt antistoffen en maakt ze niet zelf aan.
Antibiotica maakt je immuun
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom werkt antibiotica niet tegen virussen?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor dinsdag 24 november
9.3 bestuderen, samenvatten, begrippenlijst 
9.3 opdrachten werkboek maken

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag met
Opdracht 1 t/m 7 Werkboek

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies