molariteit 4V

H4.5 Rekenen aan zoutoplossingen
In deze paragraaf leer je:
  • hoe je de concentratie van een oplossing kunt noteren
  • concentraties van oplossingen berekenen
  • te rekenen aan verdunningen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H4.5 Rekenen aan zoutoplossingen
In deze paragraaf leer je:
  • hoe je de concentratie van een oplossing kunt noteren
  • concentraties van oplossingen berekenen
  • te rekenen aan verdunningen

Slide 1 - Tekstslide

H4.5 Molariteit <--> Concentratie

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Vraag 1
Omschrijf in je eigen woorden wat het begrip molariteit betekent.

Slide 4 - Open vraag

Vraag 2. Wat is de eenheid van molariteit?
A
gram/mol
B
mol/L
C
gram/L
D
mol/gram

Slide 5 - Quizvraag

Vraag 3. Pieter lost 6,0 mol keukenzout op in water tot hij een oplossing van 3,0 L heeft gekregen.
Wat is de molariteit van het NaCl in de oplossing?
A
20 mol/L
B
2,0 mol/L
C
0,50 mol/L
D
0,030 mol/L

Slide 6 - Quizvraag

H4.5 Molariteit <--> Concentratie
Noteer in je schrift en leer:
  • de concentratie van een oplossing kan verschillende eenheden hebben: g/L, mg/100mL, mol/l
  • concentratie = molariteit als de eenheid mol/L is
  • dus de keukenzoutoplossing uit de vorige dia heeft:
    --> een molariteit van 2,0 mol/L
    --> een concentratie van 2,0 molair = 2,0 M

Slide 7 - Tekstslide

H4.5 Molariteit <--> Concentratie
Noteer in je schrift en leer:
  • M heeft in de scheikunde verschillende betekenissen:
    M = molaire massa (g/mol) --> gebruiken bij omrekenen
                                                                     van één stof (g <--> mol)
    M = molair (mol/L)  --> gebruiken bij oplossingen

Slide 8 - Tekstslide

Bestudeer in je boek voorbeeldopgave 3 (blz 126)!

Slide 9 - Tekstslide

De notatie [Ca2+] betekent:
A
de concentratie van Ca2+ ionen in mol/L
B
de concentratie van Ca2+ ionen in M
C
de concentratie van Ca2+ ionen in g/L

Slide 10 - Quizvraag

De [NO3 -] is 2x zo groot als de [Ca2+] omdat
A
B
in de oplosvergelijking is Ca2+ : NO3 - = 1 : 2

Slide 11 - Quizvraag

H4.5 Molariteit <--> Concentratie
Ga weer even terug naar de PhET simulatie over molariteit:
  • kies de stof goud(III)chloride
  • zet een vinkje in "toon waarden"
  • zoek op hoeveel goud(III)chloride maximaal kan oplossen 
    (oplossing is dan net niet verzadigd) --> noteer in je schrift
  • noteer ook de oplosvergelijking van goud(III)chloride in je schrift

Slide 12 - Tekstslide

In de oplosvergelijking van goud(III)chloride is AuCl3 : Au+ =
A
1 : 1
B
1: 3
C
3:1
D
3:3

Slide 13 - Quizvraag

In de oplosvergelijking van goud(III)chloride is AuCl3 : Cl- =
A
1 : 1
B
1 : 3
C
3 : 1
D
3 : 3

Slide 14 - Quizvraag

Dus als de maximale hoeveelheid goud(III)chloride is opgelost, is [Au+] =
A
6,690 mol/L
B
0,743 mol/L
C
2,230 mol/L
D
4,460 mol/l

Slide 15 - Quizvraag

Dus als de maximale hoeveelheid goud(III)chloride is opgelost, is [Cl-] =
A
6,690 mol/L
B
0,743 mol/L
C
2,230 mol/L
D
4,460 mol/l

Slide 16 - Quizvraag

H4.5 Molariteit <--> Concentratie
Ga weer even terug naar de PhET simulatie over molariteit:
  • kies de stof kopersulfaat
  • zet een vinkje in "toon waarden"
  • zoek op hoeveel kopersulfaat maximaal kan oplossen 
    (oplossing is dan net niet verzadigd) --> noteer in je schrift
  • noteer ook de oplosvergelijking van kopersulfaat in je schrift

Slide 17 - Tekstslide

In de oplosvergelijking van kopersulfaat is CuSO4 : Cu2+ =
A
4 : 1
B
1: 4
C
1:1
D
1:2

Slide 18 - Quizvraag

In de oplosvergelijking van kopersulfaat is CuSO4 : SO4 2- =
A
4 : 1
B
1: 4
C
1:1
D
1:2

Slide 19 - Quizvraag

Dus als de maximale hoeveelheid kopersulfaat is opgelost, is [Cu2+] =
A
2,798 mol/L
B
1,399 mol/L
C
0,350 mol/L
D
5,596 mol/l

Slide 20 - Quizvraag

Dus als de maximale hoeveelheid kopersulfaat is opgelost, is [SO4 2-] =
A
2,798 mol/L
B
1,399 mol/L
C
0,350 mol/L
D
5,596 mol/l

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide