Basisstof 1.8 Virussen

• Biologie
• Middelbare school
• Voortgezet speciaal onderwijs
• mavo
• Leerroute M
• Leerjaar 3

Virussen

Wat gaan we doen?

Nakijken 1.6

Uitleg 1.8

Huiswerk 1.8 maken

Quiz

Leerdoelen

1.8.1 Je kunt de kenmerken van virussen beschrijven.

Organismen hebben levenskenmerken en zijn opgebouwd uit cellen. Virussen hebben niet alle levenskenmerken en bestaan niet uit cellen.

Welke virussen ken jij?

De bouw van een virus

Een virus kan zich niet zelfstandig voortplanten.

Om zich voort te kunnen planten hebben zijn een gastheercel nodig.

Voortplanting van een virus 

Virussen kunnen hun gast heer ziek maken.

Hiv (humaan immunodeficiëntievirus) is de veroorzaker van aids. Een virus gebruikt de witte bloedcellen als gastheercel. 

Corona -> cellen van de luchtwegen als gastheer

Polio -> zenuwcellen als gastheer

Virusziekten 

Aan de slag!

Je maakt van les 1.8

Opdracht 1 t/m 3

Welke cellen fungeren als gastheercel voor het Corona-virus?

1. Huidcellen fungeren als gastheercel voor het Corona-virus.
2. Rode bloedcellen fungeren als gastheercel voor het Corona-virus.
3. Zenuwcellen fungeren als gastheercel voor het Corona-virus.
4. Cellen van de luchtwegen fungeren als gastheercel voor het Corona-virus.

Welke cellen gebruikt het Hiv-virus als gastheercel?

1. Hiv gebruikt zenuwcellen als gastheercellen.
2. Hiv gebruikt witte bloedcellen als gastheercellen.
3. Hiv gebruikt huidcellen als gastheercellen.
4. Hiv gebruikt rode bloedcellen als gastheercellen.

Wat is de rol van een virus ten opzichte van zijn gastheer?

1. Een virus heeft geen invloed op zijn gastheer.
2. Een virus helpt zijn gastheer bij de voortplanting.
3. Een virus beschermt zijn gastheer.
4. Een virus kan zijn gastheer ziek maken.

Wat is de relatie tussen virussen en gastheercellen?

1. Virussen kunnen zich zelfstandig voortplanten.
2. Virussen bestaan uit gastheercellen.
3. Virussen hebben geen gastheercel nodig voor voortplanting.
4. Virussen hebben een gastheercel nodig voor voortplanting.

Aan het werk

Bestudeer paragraaf 1.1 t/m 1.6 en 1.8

Volgende week formatieve toets