Je kunt de massaverhouding bij een chemische reactie bepalen op basis van de moleculaire massa's van de betrokken stoffen.
Je kunt bepalen hoe groot de overmaat bij een chemische reactie is.
Slide 3 - Tekstslide
Even opstarten...
Wat betekende ook alweer de wet van behoud van massa?
Slide 4 - Tekstslide
Even opstarten...
Wat betekende ook alweer de wet van behoud van massa?
Kun je de molecuulmassa van een molecuul berekenen?
bijv. NaNO3
Slide 5 - Tekstslide
Even opstarten...
Wat betekende ook alweer de wet van behoud van massa?
Kun je de molecuulmassa van een molecuul berekenen?
bijv. NaNO3
Welke verbrandingsproducten ontstaan er bij de verbranding van C, H en S?
Slide 6 - Tekstslide
Rekenen met massaverhouding
Stel de reactievergelijking op en maak kloppend.
Bereken van alle stoffen de molecuulmassa.
Welke stof is gegeven en welke stof is gevraagd?
Maak een verhoudingstabel en reken uit.
Voorbeeld: Hoeveel zuurstof is nodig voor de verbranding van 24 gram koolstof?
Slide 7 - Tekstslide
Rekenen met massaverhouding
Hoeveel zuurstof is nodig voor de verbranding van 24 gram koolstof?
Slide 8 - Tekstslide
Rekenen met massaverhouding
Stel de reactievergelijking op en maak kloppend.
Bereken van alle stoffen de molecuulmassa.
Welke stof is gegeven en welke stof is gevraagd?
Maak een verhoudingstabel en reken uit.
Opdracht: Bereken hoeveel water er ontstaat als je 35 gram waterstof verbrandt.
Slide 9 - Tekstslide
Overmaat
4 eieren halve liter melk 24 kg meel
Slide 10 - Tekstslide
Rekenen met overmaat
Stel de reactievergelijking op en maak kloppend.
Bereken van alle stoffen de molecuulmassa.
Kies een van de twee gegeven stoffen en reken uit hoeveel je dan van de andere stof nodig hebt.
Vergelijk met het gegeven van die stof.
Voorbeeld: Je verbrandt 500 g magnesium met 15 g zuurstof. Welke stof is in overmaat?
Slide 11 - Tekstslide
Rekenen met overmaat
Stel de reactievergelijking op en maak kloppend.
Bereken van alle stoffen de molecuulmassa.
Kies een van de twee gegeven stoffen en reken uit hoeveel je dan van de andere stof nodig hebt.
Vergelijk met het gegeven van die stof.
80,0 gram zuurstof en 38,0 gram stikstof worden bij elkaar toegevoegd in een reactievat. Er ontstaat een reactie, waarbij stikstofdioxide ontstaat. Bereken welke stof in welke hoeveelheid in overmaat aanwezig is.
Slide 12 - Tekstslide
Rekenen met overmaat
Stel de reactievergelijking op en maak kloppend.
Bereken van alle stoffen de molecuulmassa.
Kies een van de twee gegeven stoffen en reken uit hoeveel je dan van de andere stof nodig hebt.
Vergelijk met het gegeven van die stof.
We hebben 50 gram koper en 100 gram zuurstof. Deze reageren samen tot CuO. Welke stof is in dit geval in overmaat aanwezig, en hoeveel blijft er over?
Slide 13 - Tekstslide
Rekenen met overmaat
De reactie waarmee koper(II)chloride wordt gevormd, staat hieronder weergegeven.
CuO + 2 HCl → CuCl2 + H2O
Er wordt 45 g koper(II)oxide samengevoegd met 55 g waterstofchloride.
TL: Welke stof is in overmaat en hoeveel blijft er over?
H/V: Bereken hoeveel gram koper(II)chloride maximaal gevormd kan worden.