3.2 Periodiek Systeem

3.2 Periodiek Systeem
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

3.2 Periodiek Systeem

Slide 1 - Tekstslide

herhaling 3.1 Atoommodel
Atoombouw:
Kern: bevat protonen en neutronen
Elektronenwolk: bevat elektronen die zich in banen rondom de kern bewegen. Dit noemen we schillen.
K-schil: max. 2 elektronen
L-schil: max. 8 elektronen
M-schil: max. 18 elektronen

Slide 2 - Tekstslide

Het atoomnummer is het zelfde als...
A
Aantal elektronen
B
Aantal neutronen
C
Aantal protonen
D
Aantal neutronen + protronen

Slide 3 - Quizvraag

herhaling 3.1 Atoommodel
Dus een atoom bestaat uit protonen, elektronen en neutronen, maar hoeveel?
Periodiek Systeem blz. 272
Atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

Isotopen:
Zelfde atoomsoort dus hebben een gelijk aantal protonen en elektronen, maar een verschillend aantal neutronen.

Slide 4 - Tekstslide

herhaling 3.1 Atoommodel
Wat weegt een atoom?
Omdat de massa's zo klein zijn gebruiken we als eenheid voor atoommassa vaak de massa in u (= atomaire massa eenheid) .
1 u = 1,67 ·10 -27 kg 
       =  1,67 ·10 -24 g

Slide 5 - Tekstslide

Rutherford
Dalton
Bohr
Negatief geladen elektronenwolk
Elektronen in schillen
Atoom is één massief deeltje

Slide 6 - Sleepvraag

Hoeveel protonen bevat calcium?
(typ alleen het getal in).


Slide 7 - Open vraag

Goud heeft atoomnummer 79 en massagetal 197.
Wat is het aantal elektronen?

(20 s)
A
79
B
197
C
118
D
276

Slide 8 - Quizvraag

Goud heeft atoomnummer 79 en massagetal 197.
Wat is het aantal neutronen?

(30 s)
A
79
B
197
C
118
D
276

Slide 9 - Quizvraag

Goud heeft atoomnummer 79 en massagetal 197.
Wat is de massa in gram?

(30 s)
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Symbool
atoommassa
atoomnummer

Slide 11 - Sleepvraag

atoomnummer en massagetal
  • een atoom heeft evenveel protonen (+) als elektronen (-) als neutronen (0)
  • atoomnummer = aantal protonen
  • massagetal = protonen + neutronen
  • elektronen = atoomnummer + aantal elektronen van de lading 
  • let op: min (-) lading = extra elektronen! bijv: O2-: 8 + 2 = 10

Slide 12 - Tekstslide

Isotopen

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een isotoop?
A
zelfde atoom, andere massa
B
ander atoom, zelfde massa
C
zelfde atoom, ander atoomnummer
D
ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn de verschillen tussen Pb met massagetal 206 en Pb met massagetal 208?
A
Verschillend aantal protenen
B
verschillend aantal neutronen
C
verschillend aantal elektronen
D
Er zijn geen verschillen

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn de overeenkomsten tussen Pb met massagetal 206 en Pb met massagetal 208?
A
Hetzelfde aantal protonen
B
Hetzelfde aantal neutronen
C
Hetzelfde aantal elektronen
D
Er zijn geen overeenkomsten

Slide 16 - Quizvraag

3.2 Periodiek Systeem
Leerdoelen

  • Opbouw huidige periodiek systeem (PS) kunnen beschrijven
  • Uitleggen wat groepen en perioden zijn
  • Globaal weer kunnen geven waar metalen en niet metalen in het PS staan
  • De namen van de groepen 1,2,17 en 18 uit PS kennen


Slide 17 - Tekstslide

3.2 Mendelejev
Einde 19e eeuw: 63 elementen bekend, maar
geen samenhang.
Dimitri Mendelejev rangschikte in 1869 de
elementen naar atoommassa.
Ook voorspelde hij (vrijwel juist) het bestaan van
toen nog onbekende atoomsoorten.
Door Rutherfords ontdekking van protonen kon
de huidige rangschikking naar atoomnummer
gemaakt worden.

Slide 18 - Tekstslide

Indeling Periodiek Systeem
Grofweg kun je de atoomsoorten
in metalen en niet-metalen.

     Metalen

Metalen geleiden stroom en warmte,
en hebben een metaalglans.

Slide 19 - Tekstslide

Indeling Periodiek Systeem
Een kolommen worden een
groep genoemd.
De rijen heten een periode.

Slide 20 - Tekstslide

Hoe zij de atomen in het huidige periodiek systeem gerangschikt?

(30 s)
A
naar grootte
B
naar massa
C
naar aantal neutronen
D
naar atoomnummer

Slide 21 - Quizvraag

Hoe heet een kolom in het periodiek systeem?


(20 s)
A
groep
B
rij
C
periode
D
deel

Slide 22 - Quizvraag

Welke atoomsoort is geen metaal?


(30 s)
A
Calcium
B
Magnesium
C
Natrium
D
Neon

Slide 23 - Quizvraag

Welke bewering is niet juist?


(30 s)
A
Alle metalen hebben hebben een metaalglans
B
Alle metalen geleiden stroom
C
Alle metalen reageren met zuurstof en water
D
Alle metalen geleiden warmte

Slide 24 - Quizvraag

Indeling Periodiek Systeem
De atoomsoorten in een
groep hebben vaak dezelfde
chemische eigenschappen.


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Indeling Periodiek Systeem
Sommige groepen hebben een
naam:
Groep 1 = alkalimetalen (H niet)
Groep 2 = aardalkalimetalen
Groep 17 = halogenen
Groep 18 = edelgassen


Deze moet je kennen (boek blz. 101)

Slide 27 - Tekstslide

Indeling Periodiek Systeem
Dezelfde chemische
eigenschappen:
Groep 1 = alkalimetalen (H niet)
reageren heftig met water

Groep 2 = aardalkalimetalen
reageren met water en
1 op 1 met een zuurstofatoom.
Bijv: 2 Ca + O2 -> 2 CaO

Slide 28 - Tekstslide

Indeling Periodiek Systeem
Dezelfde chemische
eigenschappen:
Groep 17 = halogenen
reageren heftig met metalen

Groep 18 = edelgassen
reageren vrijwel niet


Slide 29 - Tekstslide

Welke naam heeft groep 1 in het periodiek systeem?

(20 s)
A
alkalimetalen
B
aardalkalimetalen
C
halogenen
D
edelgassen

Slide 30 - Quizvraag

De atoomsoorten F, Cl, Br en I behoren tot de


(20 s)
A
alkalimetalen
B
aardalkalimetalen
C
halogenen
D
edelgassen

Slide 31 - Quizvraag

Welke bewering is juist?


(30 s)
A
Halogenen zijn niet reactief
B
Edelgassen reageren makkelijk met andere atoomsoorten
C
Alkalimetalen en aardalkalimetalen kunnen met water reageren
D
Metalen reageren altijd goed met elkaar.

Slide 32 - Quizvraag

Edelgassen
De edelgassen (groep 18) zijn stabiele stoffen.
Dit komt door de verdeling van de elektronen: de schillen of subschillen zitten “vol”.
Dit noemen we een edelgasconfiguratie.
Andere atomen ‘streven” ook naar deze verdeling door bijvoorbeeld met elkaar te reageren.


Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les
Lees 3.2 en maak de opdrachten 11 t/m 15

Doe dit in de online omgeving!! dus niet in je schrift.

Slide 34 - Tekstslide