Herhalingsles H1 t/m H4

Herhalingsles H1 t/m H4
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles H1 t/m H4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
- Theorie herhalen H1 t/m H4
- Bijwerken & leren

Zorg ervoor dat je uiterlijk aanstaande vrijdag helemaal bij loopt! 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Keuze
timer
0:30
A
Ik doe actief mee tijdens de uitleg van de docent. De uitleg gaat over H1 t/m H4, duurt 30 minuten. Daarna de mogelijkheid om te oefenen met het formuleren van SMART doelen (is niet verplicht).
B
Ik ga zelfstandig aan het werk in een break-out room en laat de docent aan het einde van de les zien wat ik gedaan heb. Ik beloof hiermee dat ik de tijd nuttig gebruik (dus achterstand wegwerken, huiswerk maken of leren voor de toets).

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H1
Wat is dagbesteding?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dagbesteding gaat over activiteiten die overdag plaatsvinden.
timer
0:30
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dagbesteding
= Doelgerichte, zoveel mogelijk zingevende, gestructureerde invulling van activiteiten om de tijd die tot je beschikking hebt te besteden

Als MZ'er ben je bezig met de dagbesteding van kwetsbare groepen --> begeleiden en ondersteunen in: bv. vaardigheden en vrije tijd. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aspecten van dagbesteding
Bij dagbesteding spelen vier aspecten een rol:
1. De persoon die aan de dagbesteding meedoet: dagbesteding geeft invulling aan de behoeften en wensen. Dit doet iedereen op zijn eigen manier.
2. De aard van de dagbesteding zelf: de tijd die je in een bepaalde levensfase beschikbaar hebt, geef je vorm en inhoud met dagbesteding
3. De omgeving waarin de dagbesteding plaatsvindt: dit is een plek die je eigen is, waar je veilig bent. Deze deel je met anderen of juist niet.
4. De waarde van de dagbesteding: het materiaal om je dag, je leven, je bestaan vorm en inhoud te geven. Je bent hier zelf een onderdeel in. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke taken kun je de cliënt kunt aanleren? 
Als beroepskracht maatschappelijke zorg is het jouw taak om cliënten te helpen bij taken in hun levensloopfase. Je kunt verschillende taken aanleren, je moet hierbij het volgende in de gaten houden :
  • Gedrag
  • Zingeving
  • Competenties
  • Werken
  • Scholing
  • Vrije tijd

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Valt vrije tijd wettelijk gezien onder de noemer dagbesteding?
timer
0:30
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Piramide van Maslow
Fysiologische behoeften
Veiligheid en zekerheid
Sociale acceptatie
Waardering (en erkenning)
Zelfrealisatie 
1e behoefte
2e behoefte
3e behoefte
4e behoefte
5e behoefte

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meneer broekman kan onder begeleiding twee keer in de week zijn kamer opruimen.
Onder welke laag van de piramide van Maslow valt dit?
timer
0:30
A
Behoefte aan veiligheid en zekerheid
B
Behoefte aan waardering en erkenning
C
Zelfontplooiing
D
Behoefte aan sociaal contact

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dagbesteding in het verleden
  1. Arbeidstherapie (1920- 1970) : de cliënt uit de geestelijke gezondheidszorg neemt deel aan verschillende werkzaamheden. 
  2. Bezigheidstherapie (jaren 70): de aandacht van de cliënt af leiden van zijn beperkingen en hem een aangenaam tijdverdrijf te bieden. 
  3. Activiteitenbegeleiding (1980) : het aanbieden en begeleiden van activiteiten.
  4. Sociale werkvoorziening (na 1980- 2014): (voorheen) door de overheid mogelijk gemaakte werkplek voor cliënten met een arbeidshandicap --> passende, beschutten werkplek vanuit de overheid. 
  5. Individualisering (1990): maatwerk bij ondersteuning en vraaggericht werken. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Financiering en verantwoordelijkheid
Vooral de gemeenten zijn verantwoordelijk voor de financiering van zorg en welzijn.


  • Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): regelt voorzieningen voor cliënten met een beperking, zorgt voor huishoudelijke hulp, ondersteunt de mantelzorg, stimuleert wijkbetrokkenheid en geeft opvoedingsondersteuning.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H2
De betekenis van dagbesteding voor de cliënt 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is participatie?
timer
1:00
A
Opbouw in gradatie van het niveau van meedoen in de samenleving van mensen.
B
Het als volwaardig burger kunnen deelnemen aan wat er in de samenleving gebeurt.
C
Mensen met een specifieke achtergrond eisen gelijke rechten op.
D
Deelname aan een bepaalde activiteit.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Participatie

  • Participatie = het als volwaardig burger kunnen deelnemen aan wat er in de samenleving gebeurt.
  • Participatie is belangrijk op de volgende gebieden:
             Scholing: ieder heeft het recht zich te ontplooien, ontwikkelen.
             Vrije tijd: ieder heeft het recht zich te ontspannen, verbonden te voelen, leven en beleven.
             Werk: ieder heeft recht op waardering voor zijn prestaties en de verantwoordelijk om een bijdrage te leveren aan zijn eigen economisch) bestaan.

Je kunt participatie onderverdelen in verschillende manieren:
  1. Participatie breed en smal
  2. Participatie afgebakend naar domein
  3. Actieve en passieve participatie
  4. Indeling naar doel en mate van interactie

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emancipatie betekent:

A
Opkomen voor jezelf en je eigen rechten
B
Opkomen voor de rechten van een ander
C
Opkomen voor de rechten van iedereen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Emancipatie
= zoveel als opkomen voor jezelf

Als medewerker MZ ondersteunt de cliënt in het grip krijgen op zijn eigen leven.
Hierbij is een goede afstemming belangrijk, zodat de cliënt zijn autonomie
behoudt. 

Belangrijke aandachtspunten: 
  • Gelijkwaardigheid --> je gaat naast de cliënt staan. Belangrijk hierbij zijn wederzijdse communicatie en de noodzaak van onderstaande communicatie.
  • Keuzevrijheid --> eigen keuzes kunnen en mogen maken. Dit vraagt om specifieke benadering.
  • Ondersteuning --> uitgangspunt is flexibiliteit en vraaggericht werken.
  • Sociale (ondersteuning) netwerken --> rekening houden met de ervaringsdeskundigheid van de omgeving is belangrijk.
  • Respectvolle bejegening --> omgang met elkaar, het is een grondhouding die een voorwaarde is voor empathische benadering. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat hebben participatie en emancipatie met elkaar te maken?
Wat betekend sociale inclusie en wat komt erbij kijken?
Er zijn meerdere antwoorden goed
timer
0:30
A
Het behouden van de samenleving op de manier hoe het nu gaat.
B
Het veranderen van de maatschappij, zodat groepen in een achterstandssituaties kunnen meedoen in het regulier leven.
C
Het is een ideaalplaatje van een samenleving waarbij verschillen tussen mensen door allen gerespecteerd wordt.
D
De insluiting in de samenleving van achtergestelde groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dansen voor mensen in een rolstoel en passend onderwijs zijn voorbeelden van sociale inclusie.
timer
0:30
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H3
De betekenis van dagbesteding voor de beroepskracht

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hersengebieden kun je beinvloeden door medicijnen, technieken, operaties, oefeningen.
Veel waarde wordt gehecht aan het aangeboren vermogen van de mens om te willen groeien en ontwikkelen. 
Waarden, informatie en algemene opvattingen spelen een rol in het gedrag. Er kunnen cognitieve conflicten ontstaan. De mens kan denken, een dier niet. 
Deze benadering deelt de menselijke persoonlijkheid in 3 delen.
Kies ik voor wat ik wil (en lekker vind) of kies ik voor wat kan en mag?
Gedrag is aangeleerd. Ons gedrag wordt beinvloedt door de omgeving. 
Biologische benadering
Cognitieve benadering
Psychodynamische benadering
Behavioristische benadering
Humanistische benadering

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vijf benaderingen (visies op menselijk gedrag en dagbesteding)
  • Psychodynamische benadering
  • Behavioristische benadering
  • Cognitieve benadering
  • Humanistische benadering
  • Biologische benadering

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraaggericht werken
Cliënt moet in staat zijn eigen mening te geven zodat begeleiding en ondersteuning hierop afgestemd kan worden

Empowerment = stimuleren van cliënten eigen verantwoordelijkheid te tonen

Samenwerking op basis van gelijkwaardigheid en respect
Cliënt actief betrokken

Slide 24 - Tekstslide

Ook weten wat het van de beroepskracht vraagt. 
Een hulpvraag is een vraag die aangeeft wat de cliënt zelf nog wel kan doen.
timer
0:30
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een impliciete hulpvraag
timer
0:30
A
Is een onderliggende onuitgesproken hulpvraag
B
Is een duidelijke hulpvraag van mantelzorgers
C
De cliënt kan de hulpvraag zelf formuleren
D
De hulpvraag wijkt af van de echt hulpvraag

Slide 26 - Quizvraag

De hulpvraag omschrijft de wensen en behoeften van de cliënt. 
Kernkwaliteiten 
  • Creativiteit en scheppingsvermogen
  • Genuanceerdheid en diplomatie
  • Doelmatigheid en pragmatisme
  • Inlevingsvermogen en harmonie  

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4
Methodisch begeleiden van dagbesteding

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
4
5
Beginsituatie bepalen
Doelen formuleren
Plan voorbereiden 
Plan uitvoeren 
Evaluatie

Slide 29 - Sleepvraag

Per stap na gaan wat ermee bedoelt wordt.
a. Noem een voorbeeld van een hoofddoel
b. Noem een voorbeeld van een werkdoel bij het hoofddoel

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Van hulpvraag naar doel
Doelstelling moet voortvloeien uit de hulpvraag van een cliënt.
  • Hoofddoel --> wat je uiteindelijk wilt bereiken.
  • Werkdoel --> hiermee werk je toe om het hoofddoel te behalen (gericht op een activiteit).

Het hoofddoel moet altijd SMART, werkdoel alleen als het erbij staat (wel in het achterhoofd SMART)

Slide 31 - Tekstslide

Hoofddoel: zelfstandig 
Waar staan de letters SMART voor?
timer
1:00

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
  • Wil wil er oefenen met het formuleren van doelen?


  • Achterstanden bijwerken

Loop je helemaal bij? Dan ga je leren voor de toets.  

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies