Inleiding Science Paragraaf 4 Meten = Weten

Inleiding Science Paragraaf 4     Meten = Weten
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Inleiding Science Paragraaf 4     Meten = Weten

Slide 1 - Tekstslide

Schatten
Welke lijn is het langst?


Slide 2 - Tekstslide

4.1   Meten
Om een lengte te meten kun je verschillende meetinstrumenten gebruiken. Wat je kiest hangt meestal af van hetgeen je wilt meten en hoe nauwkeurig je dit wilt meten.

Voorbeeld:   de hoogte van een deur   (...................)
                          de dikte van een boortje  (...................)

Slide 3 - Tekstslide

4.1  Meten
Schaaldeel:  Dit is het kleinste dat je nog precies kunt meten.
                           Bijvoorbeeld de verdeling in millimeters op een geodriehoek.

Bereik:            Dit het grootse dat je precies kunt meten.
                           Bijvoorbeeld 14 cm op een geodriehoek (van -7 naar +7 cm)

Slide 4 - Tekstslide

Schaaldeel/Bereik

Slide 5 - Tekstslide

4.2  Nauwkeurigheid
Niet elk meetinstrument is even nauwkeurig en soms hoeft dat ook niet.

Voorbeeld: Wanneer je wilt weten hoe lang het sportveld is dan kun je dit doen met een lang meetlint waarvan het schaaldeel
1 cm is of 1 dm.
Het is dan niet belangrijk om millimeters te kunnen meten.

Maar wanneer je een stuk hout moet afzagen voor een neusblok van de buggy dan heb je meetgereedschap nodig waar het schaaldeel 1 mm. is

Men zegt in het laatste geval dat het meetinstrument 'op een millimeter nauwkeurig' is.

Slide 6 - Tekstslide

4.2  Nauwkeurigheid
           Wat is nauwkeuriger?       2 m.   of   2,0 m.  
Bij het vak Wiskunde is er geen verschil, maar bij Science.....
Het getal 2 ligt (bij Science) tussen  1,5   en   2,4

Het getal 2,0 ligt (bij Science)  tussen  1,95   en   2,04

Slide 7 - Tekstslide

In welk van de onderstaande situaties kun je gebruik maken van schatten?
A
Wanneer je precies wilt weten hoe lang iets is.
B
Wanneer je bij een lift een bordje ziet met de tekst: maximaal 750 kg.
C
wanneer je wilt weten hoeveel graden hoek A van een driehoek is.
D
Wanneer je exact wilt weten hoe warm het is.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het schaaldeel
van de bordliniaal?
A
1 meter
B
10 cm.
C
1 mm.
D
1 cm.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het schaaldeel van de koortsthermometer?
A
36,5 graden Celcius
B
5 graden Celcius
C
0,1 graad Celcius
D
1 graad Celcius

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het bereik
van de geodriehoek?
A
1 mm.
B
14 cm.
C
7 cm.
D
1 cm.

Slide 11 - Quizvraag

wek getal is nauwkeuriger?

3,45 of 3,50
A
3,45
B
3,50
C
even nauwkeurig.

Slide 12 - Quizvraag

Voor het bepalen van de nauwkeurigheid ligt het getal 2,45 tussen:
A
2,445 en 2,454
B
2,44 en 2,46
C
2,40 en 2,50
D
2,449 en 2,451

Slide 13 - Quizvraag

Huiswerk volgende les
Leren:     Inleiding Science paragraaf 4 tot en met 4.2
                  (bladzijde 11, en 12)

Maken:   opgave 7 t/m 12  (bladzijde 15 en 16)

Slide 14 - Tekstslide