delier

Delier

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Delier

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud les
Wat is een delier
Oorzaak
Symptomen
Herkennen
DOS Schaal
Wanen
Hallucinaties

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Delier

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een delier?
A
een vorm van dementie
B
een acute verwardheid die in een langzame tijd is ontstaan
C
een acute verwardheid die in een korte tijd ontstaat
D
depressieve gevoelens met suïcidale gedachten

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Delier komt van het Latijnse woord delirium en betekent letterlijk:
A
verwarring
B
ontsporing
C
disbalans

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Een hyperactief delier kenmerkt zich door onrust, agitatie, agressie en hyperalertheid, terwijl een hypoactief delier juist leidt tot lethargie, teruggetrokkenheid en verminderde activiteit.
Een gemengd delier is een combinatie van beide vormen, waarbij de patiënt periodes van hyperactiviteit en periodes van stilte en teruggetrokkenheid afwisselt. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou jij handelen naar mevrouw Lagerhof?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Iemand met een delier....
A
is erg onrustig.
B
is erg rustig, zelfs apathisch.
C
kan zowel onrustig, als apathisch zijn.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Delier is een psycho-organische stoornis. Dit betekent dat:

A
De oorzaak psychisch is, maar de verschijnselen lichamelijk zijn.
B
De oorzaak lichamelijk is en de stoornis wordt ingebeeld.
C
De oorzaak lichamelijk is, maar de verschijnselen psychisch zijn.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een delier heeft

A
Altijd een lichamelijk oorzaak
B
Meestal een lichamelijke oorzaak
C
Nooit een lichamelijke oorzaak

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort er op plaats 1 en 2 te staan?
A
1: dementie 2: delier
B
1: delier 2: dementie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Als iemand met een delier dingen zegt die niet waar zijn moet je…

A
Zeggen dat het onzin is
B
Niets zeggen
C
Begrip tonen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanen zijn…

A
Dingen die er niet zijn
B
Gedachten die niet kloppen
C
Realistische angsten

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn hallucinaties?
A
belevingen die overeenkomen met de werkelijkheid
B
grootheidswaan
C
zintuigelijke ervaringen en belevingen die niet overeenkomen met de werkelijkheid
D
geen van alledrie

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Haloperidol is...
A
Een medicijn waarmee delier kan worden voorkomen
B
Een medicijn dat bij onjuist gebruik kan leiden tot een delier
C
Een rustgevend medicijn dat wordt gebruikt om de symptomen van een delier te bestrijden

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

kenmerken van een delier.
Stelling 1: Een delier is tijdelijk en kenmerken zijn in de war, niet logisch kunnen nadenken, hallucinaties, gedesoriënteerd in tijd en plaats
Stelling 2: Iemand met een delier wordt soms ook verward met dementie.

A
stelling 1 is juist, 2 onjuist
B
stelling 1 is onjuist, 2 juist
C
stelling 1 en 2 zijn beiden onjuist
D
stelling 1 en 2 zijn beiden juist

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies