Hoofdstuk Kernbegrippen

Hoofdstuk De balans
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecondary Education

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk De balans

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
Hoofdstuk Balansbegrippen



Slide 2 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 3 - Tekstslide

Balans
Creditkant (vermogen):
  • EIGEN VERMOGEN
  • SCHULDEN
Debetkant: BEZITTINGEN
BEIDE KANTEN MOETEN IN EVENWICHT STAAN

Slide 4 - Tekstslide

Balans

  • wat doe ik met mijn geld?

Slide 5 - Tekstslide

Balans
waar haal ik mijn geld vandaan?

Hiervoor zijn 2 mogelijkheden:
  • je eigen spaargeld
  • EIGEN VERMOGEN
  • geld van iemand anders
  • VREEMD VERMOGEN

Slide 6 - Tekstslide

De balans
Een balans is een weegschaal

Slide 7 - Tekstslide

Een balans is een overzicht van
A
bezit, schuld en vreemd vermogen.
B
bezit, winst en vreemd vermogen.
C
bezit, schuld en eigen vermogen.
D
bezit, winst en eigen vermogen.

Slide 8 - Quizvraag

Hoe wordt de linkerkant van de balans genoemd.
A
creditzijde
B
debetzijde

Slide 9 - Quizvraag

Is de balans een momentopname?
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Aan de rechterkant van de balans staan de ...
A
Schulden
B
Bezittingen

Slide 11 - Quizvraag

Een balans is..
A
Een overzicht van de geplande inkomsten en uitgaven van een bedrijf.
B
Een overzicht van de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van een bedrijf.
C
een overzicht van de bezittingen en schulden van een bedrijf op een bepaald moment.

Slide 12 - Quizvraag

Inventaris
A
vaste activa
B
vlottende activa
C
liquide middelen

Slide 13 - Quizvraag

6.
Een voorbeeld van inventaris is:
A
Bedrijfsauto
B
Bedrijfspand
C
Geld
D
De kassa die je in de winkel gebruikt

Slide 14 - Quizvraag

Is inventaris een bezit of schuld?
A
Bezit
B
Schuld

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een inventaris?
A
Alle bezittingen van je bedrijf
B
Dat is iemand die je boekhouding
C
Daar moet je naartoe als je een huis koopt
D
Dat is je geld op je rekening

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het eigen vermogen
A
Geld dat een ondernemer zelf in het bedrijf stopt
B
Geld dat een ondernemer leent
C
Inkomen
D
Een hypotheek

Slide 17 - Quizvraag

Het eigen vermogen staat
A
aan de debetzijde van de balans
B
op de winst - verlies rekening
C
bij vlottende activa
D
aan de creditzijde van de balans

Slide 18 - Quizvraag

Hoe hoger het eigen vermogen hoe gezonder het bedrijf is...?
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Geleen geld valt onder eigen vermogen...?
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Vaste activa
A
gaan langer dan 1 jaar mee
B
gaan korter dan 1 jaar mee
C
staan aan de debetzijde van de balans
D
staan aan de creditzijde van de balans

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen vlottende activa en vaste activa?
A
Vlottende activa staan langer dan 1 jaar op de balans
B
Vaste activa staan langer dan 1 jaar op de balans
C
Vlottende activa zijn alleen de voorraad goederen
D
Vaste Activa willen we gaan verkopen

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn vaste activa?
A
Bezittingen die korter dan één jaar meegaan, bijv. voorraden en debiteuren
B
Schulden die korter dan één jaar meegaan, bijv. voorraden en debiteuren
C
Schulden die langer dan één jaar meegaan, bijv. een bedrijfspand en inventaris
D
Bezittingen die langer dan één jaar meegaan, bijv. een bedrijfspand en inventaris

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van vaste activa?
A
Debiteuren
B
Kas
C
Inventaris
D
Bank

Slide 24 - Quizvraag

Einde van de les.

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Opg. 1 t/m 10
Opg. 11 t/m 15

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 1 
Antwoord Opdracht 1

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 2
Antwoord opdracht 2

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 3
Antwoord Opdacht 3

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 4
Antwoord Opdracht 4

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 5
Antwoord Opdracht 5

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 6
Antwoord Opdracht 6

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 7
Antwoord opdracht 7

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 8
Antwoord Opdracht 8

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 9
Antwoord opdracht 9

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht 10
Antwoord Opdracht 10

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht 11
Antwoord opdracht 11

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 12
Antwoord opdracht 12

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht 13
Antwoord opdracht 13

Slide 39 - Tekstslide

Opdracht 14
Antwoord opdracht 14

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 15
Antwoord Opdracht 15

Slide 41 - Tekstslide