Havo4-H5,1-zelf doen

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

practicum 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een zout?
A
zout bestaat uit atomen?
B
zout bestaat uit ionen?
C
zout bestaat uit moleculen?
D
zout bestaat uit kernen?

Slide 3 - Quizvraag

module 1 zouten

Slide 4 - Tekstslide

Wat gebeurt er op microniveau bij het oplossen van een zout?
A
de ionen gaan harder trillen
B
de ionen laten elkaar los en gaan vrij bewegen
C
de ionen gaan in een rooster zitten
D
de zoutkorrels verdwijnen

Slide 5 - Quizvraag

Een zout oplossen
Zout oplossen in water 
dan valt het uiteen 
in ionen:

Slide 6 - Tekstslide

Oplossen van een zout
Indampen van een zout

Slide 7 - Tekstslide

De oplosvergelijking van
zinknitraat,
A
Zn2+(aq)+2NO3(aq)Zn(NO3)2(s)
B
Zn(NO3)2(s)Zn2+(aq)+2NO3(aq)
C
Dit zout lost slecht op.
D
ZnNO3Zn++NO3

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste oplosvergelijking van aluminiumchloride?
A
2 AlCl₃ → 2 Al + 3 Cl₂
B
AlCl₃ → Al³⁺ + 3 Cl⁻
C
AlCl₃ → Al + 3 Cl
D
AlCl₃ → Al³⁺ + Cl₃⁻

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste oplosvergelijking van natriumcarbonaat?
A
Na₂CO₃(s) → Na⁺ (aq)+ 2 CO₃²⁻(aq)
B
Na₂CO₃ (s)→ Na₂⁺ (aq) + CO₃²⁻(aq)
C
Na₂CO₃ (s)→ 2 Na⁺(aq)+ CO₃²⁻(aq)
D
NaCO₃(s) → Na⁺ (aq)+ CO₃²⁻(aq)

Slide 10 - Quizvraag

Vergroot je kansen 
Bijles wanneer? 
elke woensdag lesuur 1-2
elke vrijdag lesuur 8-9

Slide 11 - Tekstslide

 5,1 Zuren en basen

Slide 12 - Tekstslide

Zuur (zure stof)
azijn, citroenzuur, maagzuur, accuzuur, zoutzuur

Slide 13 - Tekstslide

De pH = zuurtegraad

Slide 14 - Tekstslide

zuren
  • pH < 7 (lager dan 2 = bijtend)
  • Smaken zuur 
  • Sterke zuren kunnen ontkalken + roest verwijderen
  • Zuren staan een H+ (proton) af
  • Ze reageren met basische stoffen (dat noem je neutraliseren)


Slide 15 - Tekstslide

volgende filmpje mag maar hoeft niet.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Tegenovergestelde van een zuur

Slide 18 - Tekstslide

Zure oplossingen hebben
een ...................
A
pH groter dan 7
B
pH kleiner dan 7
C
pH is 7

Slide 19 - Quizvraag

Basische oplossingen hebben een ...................
A
pH groter dan 7
B
pH kleiner dan 7
C
pH is 7

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn basen voor een stoffen?
gootsteenontstoppers
ovenreiniger
ammoniak

Kunnen      VETTIG VUIL    verwijderen

Slide 21 - Tekstslide

Basen

  • Voelen vettig/glad aan
  • bijtend bij een pH hoger dan 13


Een base is een deeltje wat H+ deeltjes kan opnemen.






Slide 22 - Tekstslide

Is het zuur of base??

Slide 23 - Tekstslide

Indicator
  • Stof die van kleur verandert in een zure/basische oplossing.
  • Te gebruiken om de zuurgraad te bepalen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

pH  - samengevat tot nu
  • De zuurgraad van oplossingen noemen we de pH-waarde.
  • pH-schaal loopt (meestal) van 0 tot 14.
  • Hoe zuurder de oplossing, hoe lager de pH.
  • Hoe basischer de oplossing, hoe hoger de pH.
  • Een neutrale oplossing heeft pH 7.
  • Met een indicator kun je bepalen of iets zuur of basisch is.

Slide 26 - Tekstslide

Zelf practicum doen
deel1: Meet de pH van verschillende stoffen met universeel indicator papier en bepaal of ze zuur/base zijn. 
---------------------
deel2: meng 1 druppel zoutzuur met 3 druppels water. Meet opnieuw de pH. Doe dit ook voor ammonia. 
------
Deel3: meng 1 druppel zout zuur met 1 druppel ammonia. Meet de pH

Slide 27 - Tekstslide

Is cola een zuur, base of is het neutraal.
A
Zuur
B
Base
C
Neutraal

Slide 28 - Quizvraag

Een zuur kan....
A
een elektron opnamen
B
een elektron afstaan
C
een H+ opnemen
D
een H+ afstaan

Slide 29 - Quizvraag

Gootsteenontstopper(base) is agressiever dan groene zeep (base). De pH van gootsteenontstopper is
A
groter dan groene zeep
B
kleiner dan groene zeep
C
3
D
kun je niet zeggen

Slide 30 - Quizvraag

Aan een zuur met pH3 wordt water toegevoegd. Wat kan nu de pH zijn?
A
pH2
B
pH3
C
pH4
D
pH8

Slide 31 - Quizvraag

Ik heb een oplossing met pH 6.3. Ik doe hier een base bij. De pH
A
gaat omlaag
B
gaat omhoog
C
blijft hetzelfde

Slide 32 - Quizvraag

Een douchegel is "pH huidneutraal" en heeft een pH van 8,2. Deze douchegel is...
A
Zuur
B
Basisch
C
Neutraal

Slide 33 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel kan je?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 34 - Quizvraag

Om te bepalen of een stof zuur of basisch is, gebruik je een...
A
predictor
B
emulgator
C
indicator
D
incubator

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de kleur van de zuur-base indicator broomthymolblauw als de pH 2 is
A
geel
B
blauw
C
groen
D
kleurloos

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de kleur van de zuur-base indicator fenolrood als de pH 2 is
A
geel
B
blauw
C
groen
D
kleurloos

Slide 37 - Quizvraag

Ik heb een zuur-base-indicator die een gele kleur heeft terwijl de pH 3 is.
Welke indicator kan dit zijn
A
broomfenolrood
B
methylrood
C
dimethylgeel
D
fenolftaleïne

Slide 38 - Quizvraag

Bij het meten van de pH kleurt het universele pH papier blauw.
Welke pH heeft de stof ongeveer?
A
1
B
5
C
7
D
14

Slide 39 - Quizvraag

binas tabel 52

Slide 40 - Tekstslide

Wat is de pH indien 
BTB=blauw en FT=kleurloos

Slide 41 - Tekstslide

Wat is de pH indien
BTB=blauw en FT=kleurloos
Wat is de pH indien 
BTB=blauw en FT=kleurloos
A
7
B
8
C
Tussen 6,5 en 9
D
tussen 7,6 en 8,2

Slide 42 - Quizvraag

tot hier

Slide 43 - Tekstslide

Welke kleur heeft de indicator fenolftaleïne in een zure oplossing?
A
Roze
B
Paars
C
Rood
D
Kleurloos

Slide 44 - Quizvraag