Par 1.3 De prijzen rijzen de pan uit

Leerdoelen par 1.3
  • Je kunt het begrip inflatie en deflatie in eigen woorden omschrijven en weet de oorzaken van inflatie;
  • Je kunt het begrip koopkracht in eigen woorden omschrijven en kunt die berekenen en een stijging of daling beredeneren.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen par 1.3
  • Je kunt het begrip inflatie en deflatie in eigen woorden omschrijven en weet de oorzaken van inflatie;
  • Je kunt het begrip koopkracht in eigen woorden omschrijven en kunt die berekenen en een stijging of daling beredeneren.

Slide 1 - Tekstslide

Agenda les
  • terugkoppeling leerdoelen par 1.1 en 1.2
  • leerdoelen par 1.3
  • uitleg par 1.3 de prijzen rijzen de pan uit
  •  Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Koopkracht (Reeel inkomen)
Koopkracht: is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen (= Reeel inkomen).

Koopkracht wordt door 2 factoren beinvloed:
  1. de stijging of daling van je inkomen (=nominaal inkomen):
  2.  de stijging (= inflatie) of daling (=deflatie) van de prijzen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Loon-prijsspiraal
Prijscompensatie: Als de lonen net zo veel stijgen als de prijzen.
Loon-prijsspiraal: 
  • Hogere lonen betekenen voor bedrijven hogere kosten. Die kosten berekenen zij door in de verkoopprijs van hun producten. 
  • Als de prijzen stijgen, willen werknemers weer loonsverhoging, enzovoort.
  • Dit zorgt voor voortdurende inflatie.


Slide 5 - Tekstslide

Redenen inflatie (staat niet in boek volledig)
  • Kosteninflatie; Loonstijgingen en hogere grondstofprijzen, zoals van olie, graan of katoen. Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid. Een hoger btw-tarief bijvoorbeeld maakt producten duurder.
  • Bestedingsinflatie: Meer vraag van consumenten naar goederen of diensten, of minder aanbod ervan.
  • Winstinflatie: bedrijven verhogen prijzen om hogere winst te behalen.
  • Geimporteerde inflatie: wanneer goederen en diensten die wij in buitenland inkopen stijgen.


Slide 6 - Tekstslide

Deflatie
  • Het omgekeerde van inflatie is deflatie.
  • Bij deflatie is er een gemiddelde daling van alle prijzen bij elkaar.
  • Het gevolg van deflatie is dat je voor hetzelfde bedrag meer kunt kopen. Het geld wordt dus meer waard.
  • Als je inkomen gelijk blijft, stijgt door deflatie je koopkracht.

Slide 7 - Tekstslide

ECB
  • De belangrijkste taak van de Europese Centrale Bank (ECB) is om te zorgen dat er niet teveel inflatie is. Zo houdt de euro zijn waarde.
  • Dat kan de ECB doen door de rente te verhogen of verlagen. 
  • Gewone banken zoals Rabobank en ING berekenen deze rente door aan hun klanten.

Slide 8 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 1.3 blz 18 e.v.
  • Maak van par 1.3 opgave 31 t.m 38
  • Kijk de opgaven na met andere kleur pen. 

Slide 9 - Tekstslide

Weektaak lesweek 1
  • Lees hoofdstuk 1 en leer de begrippen 
  • Maak van par 1.1 opgave 1, 4, 7, 8, 10, 12, 14, 15. (theorie les 1)
  • Maak van par 1.2 opgave 20, 21, 22, 25, 27, 28 (theorie les 1)
  • Maak van par 1.3 opgave 31 t.m 38 (theorie les 2)
  • Maak van par 1.4 opgave 40, 44 t.m. 46 (theorie les 3)
  • Kijk de opgaven na met andere kleur pen. 

Slide 10 - Tekstslide