1.4 Alles wordt duurder

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 1 Hoe groot is jouw welvaart?

Wat gaan we doen vandaag?

• Wat gaan we doen?
• Vragen par. 1.3
• Herhaling leerdoelen 1.3
• Uitleg par. 1.4
• Zelfstandig aan het werk.
• Leerdoelen controleren
• Toets is verplaatst.

Leerdoelen 1.4

Na deze les weet je ...

• wat koopkracht is & waardoor kan je het veranderen?
• wat inflatie is & wat zijn de gevolgen ervan?
• hoe kun je met indexcijfers rekenen?

Koopkracht

• De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:

• je inkomsten;
  
• de prijzen.
  

Koopkracht toe- of afname

• Stijging of daling in procenten weergeven hoe doe je dat?
• Formule:  
• nieuw  -  oud : oud x 100%
• Nu verdien je 84 euro en vorig jaar 74 euro per week.
• Met hoeveel procent is je inkomen gestegen?
• 84 - 74 : 74 x 100% = 13,5%
• Dit mag natuurlijk ook met een verhoudingstabel

0

Inflatie

Inflatie/Deflatie

• Inflatie
• Een algemene stijging van de prijzen (van goederen en diensten).
• Deflatie
• Een algemene daling van de prijzen (van goederen en diensten). 

Oorzaken inflatie

• loonstijging
• hogere grondstofprijzen
• Meer vraag van consumenten naar bepaalde goederen/diensten of minder aanbod ervan. 
• Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid. Bijv. BTW

Prijscompensatie

• Als er inflatie plaatsvindt moet je inkomen (nominaal) net zoveel stijgen anders kun je minder kopen (-->koopkracht verlies).

• Nominale inkomensverandering (%) - Inflatie (%) = Reële inkomensverandering

• Postief antwoord = Koopkracht toename (meer dan prijscompensatie)
• Antwoord 0 = Koopkracht behouden (precies Prijscompensatie)
  
• Negatief antwoord = Koopkracht afname (minder dan prijscompensatie)
  

0

Deflatie

CBS

• CBS berekend:
• Inflatie
• Deflatie

Inflatie:

een algemene stijging van de prijzen

Deflatie:

een algemene daling van de prijzen

0

Indexcijfer

• Een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip.
• Dit afgesproken tijdstip noem het het basisjaar en krijgt het indexcijfer 100.

Indexcijfer bereken

• Het jaar waar je vanuit gaat is het BASISJAAR (100)
• Nieuwe indexcijfer = nieuw getal : getal in basisjaar x 100

Indexcijfer bereken

VOORBEELD:

• De prijs van een t-shirt was in 2010 € 12,50 (basisjaar) en in 2015 € 14,75. 
• Bereken het indexcijfer van 2015.
• € 14,75 : € 12,50 x 100 = 118 (indexcijfer)

Zelf aan de slag

Ga verder met het maken van de opdrachten, waar je bent gebleven.

Ook kun je je gemaakte vragen nakijken.

Heel veel suc6!!!

Wat gaan we doen 

• Vragen 1.4
  
• We kunnen niet alle vragen behandelen.
• Hievoor hebben we 10 min.
• Welke vraag willen jullie graag behandeld hebben.
• Steek je vinger op.
• ......