H5 - T6: BS3 en BS4 Immuniteit en transplantatie/transfusie

BS2-b: Specifieke afweer
BS3: Immuniteit
H5
Thema 6
Afweer
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BS2-b: Specifieke afweer
BS3: Immuniteit
H5
Thema 6
Afweer

Slide 1 - Tekstslide

Examencontext: Rabiës

Klik op de afbeelding, lees de tekst aandachtig door en beantwoord de volgende vraag:

De eerste weken ontsnapt het virus aan het afweersysteem van de gastheer.
Op welke plaats bevindt het virus zich dan?
A
in het maagdarmkanaal
B
in het bloedplasma
C
in de cel
D
in het weefselvloeistof

Slide 2 - Quizvraag

Leg uit waarom er geen antibioticum wordt ingezet tegen een rabiës infectie.

Slide 3 - Open vraag

Uiteindelijk worden er door het afweersysteem antistoffen gemaakt.

Wat voor soort stoffen zijn antistoffen?
A
koolhydraten
B
vetten
C
eiwitten
D
nucleïnezuren

Slide 4 - Quizvraag

Welke cellen van het afweersysteem zijn verantwoordelijk voor de productie van antistoffen?
A
B-cellen
B
T-cellen
C
fagocyten
D
geheugencellen

Slide 5 - Quizvraag

In landen waar malaria veel voorkomt, komt ook sikkelcelanemie veel voor. Dit is een ziekte waarbij, als gevolg van een mutatie, vervormde rode bloedcellen vervormen. Over het algemeen is het hebben van een ziekte geen selectievoordeel. Sikkelcelanemie, met alle klachten die daarbij horen, blijkt een selectievoordeel tegen malaria te zijn. De malaria parasiet is niet in staat om deze vervormde rode bloedcellen te infecteren. Een sikkelcelanemie-patient is immuun voor malaria.
"Immuun voor malaria" is in deze context biologisch fout. Om welke reden is dit fout

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen welke verschillen er zijn in de immuunrespons bij primaire en secundaire infecties.
  • Je kunt uitleggen op welke verschillende manieren immunisatie wordt gerealiseerd.
  • Je kunt uitleggen welke immunologische overwegingen een rol spelen bij orgaantransplantatie en bloedtransfusie.

Slide 7 - Tekstslide

5

Slide 8 - Video

00:29
Er wordt een (m)RNA fragment ingespoten. Uiteindelijk worden er in de cellen spike-eiwitten gevormd.
In welk organel in de (spier)cellen worden deze spike eiwitten gevormd?

Slide 9 - Open vraag

00:29
Het bedoelde 'spike'-eiwit is een oppervlakte eiwit dat op het virus voorkomt. Hoe wordt een dergelijk fragment waarop het immuunsysteem reageert ook wel genoemd?
A
antistof
B
antigeen
C
signaalstof
D
hormoon

Slide 10 - Quizvraag

00:43
Welke twee celtypen worden hier bedoeld met 'beveiligers'?
A
lymfocyten en rode bloedcellen
B
fagocyten en bloedplaatjes
C
weefselcellen en lymfocyten
D
fagocyten en lymfocyten

Slide 11 - Quizvraag

03:45
Welke kans is statistisch gezien kleiner?

- Sterven aan een corona-infectie?
- Sterven aan een bijwerking als gevolg van een corona vaccinatie?
A
sterven aan een corona-infectie
B
sterven aan bijwerking van het vaccin

Slide 12 - Quizvraag

00:52
Normaal wordt je altijd ziek als je een ziekteverwekker voor het eerst aanbiedt aan het immuunsysteem.
Van dit vaccin wordt je niet ziek. Leg uit om welke reden dat is.

Slide 13 - Open vraag

Bekijk de afbeelding
Het immuunsysteem reageert anders na een secundaire infectie.

Welke conclusie kan NIET uit dit diagram getrokken worden?
A
Het duurt langer na een secundaire infectie voordat er antistoffen worden geproduceerd
B
Na een secundaire infectie blijft de antistof-concentratie langer op peil
C
Er worden na een secundaire infectie meer antistoffen geproduceerd

Slide 14 - Quizvraag

Immuniteit
natuurlijk
kunstmatig
actief
passief
Een antigeen komt op natuurlijke wijze in contact met je imuunsysteem, je wordt ziek maar je maakt wel geheugen-T en -B-cellen. Er wordt actief door je lichaam antistoffen en geheugen aangemaakt
Je krijgt op natuurlijke wijze al gemaakte antistoffen binnen. Deze antistoffen bieden immuniteit op korte termijn. Je lymfocyten komen nooit antigenen tegen dus gaan zelf geen antistoffen en geheugen aanmaken.
Je krijgt bewust door een medisch professioneel persoon op kunstmatige wijze antistoffen toegediend.mDeze antistoffen bieden immuniteit op korte termijn. Je lymfocyten komen nooit antigenen tegen dus gaan zelf geen antistoffen en geheugen aanmaken.
Een antigeen wordt door een medisch professioneel persoon op kunstmatige wijze toegediend, je wordt ziek maar je maakt wel geheugen-T en -B-cellen. Er wordt actief door je lichaam antistoffen en geheugen aangemaakt

Slide 15 - Tekstslide

antiserum
vaccin
Natuurlijke passieve immuniteit
Natuurlijke actieve immuniteit
Kunstmatige actieve immuniteit
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 16 - Sleepvraag

Een persoon is geimmuniseerd. De antistofconcentratie in het bloed wordt vanaf het moment van immunisatie bijgehouden. Zie de afbeelding.
Leg uit of deze persoon actief of passief geimmuniseerd is met behulp van twee gegevens uit het diagram.

Slide 17 - Open vraag

De bloedgroep wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van eiwitten op het oppervlak van rode bloedcellen. 

Het afweersysteem, met name de lymfocyten, reageren op alle eiwitten die LICHAAMSVREEMD zijn. 

Slide 18 - Tekstslide

Een persoon krijgt een ongeluk en verliest veel bloed. In het ziekenhuis blijkt deze persoon bloedgroep A te hebben.

Hoe reageren lymfocyten van deze persoon als er bloed wordt toegediend van bloedgroep B?

Slide 19 - Open vraag

Een persoon met bloedgroep 0 (nul; dus NIET de letter O) heeft in zijn bloed antistoffen tegen...
A
geen enkele andere bloedgroep
B
alleen tegen bloedgroep A
C
alleen tegen bloedgroep B
D
tegen zowel bloedgroep A als B

Slide 20 - Quizvraag

Een persoon met deze bloedgroep kan van alle bloedgroepen ontvangen
Noteer alleen de letter/cijfer

Slide 21 - Open vraag

HLA/MHC-matching
Als er een orgaantransplantatie noodzakelijk is wordt er naar veel meer gekeken dan alleen naar de bloedgroep. Er zijn ontzettend veel verschillende eiwitten aan het oppervlak van cellen die allemaal anders kunnen zijn.
Het uitgangspunt is ALLE eiwitten moeten lichaamsEIGEN zijn als er geen reactie van het immuunsysteem gewenst is.
Alle eiwitten die hierin een rol spelen worden HLA eiwitten genoemd.

Slide 22 - Tekstslide

Er is een duidelijke volgorde toe te kennen als het gaat om kans op een HLA match bij familieleden. Zet deze familieleden op volgorde. Zet het familielid met de grootste kans op een match op 1.
1
2
3
4
ééneiige tweelingbroer/zus
twee-eiige tweelingbroer/zus
broer/zus
ouder

Slide 23 - Sleepvraag

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen welke verschillen er zijn in de immuunrespons bij primaire en secundaire infecties.
  • Je kunt uitleggen op welke verschillende manieren immunisatie wordt gerealiseerd.
  • Je kunt uitleggen welke immunologische overwegingen een rol spelen bij orgaantransplantatie en bloedtransfusie.

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
  • Je hebt deze lessonup afgemaakt
  • Je hebt gemaakt op BVJ online de volgende opgaven: 14 t/m 24 en 26 t/m 32

Slide 25 - Tekstslide