Thema 2, les 18

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

les 18: de peroonsvorm

aantekening

de persoonsvorm

1. Maak van ________________________________________________.

2. Het eerst ________________________________________________.

voorbeeld 

Sanne slaat haar knuppel naar voren.

1. Ik maak een vraagzin: Slaat Sanne haar knuppel naar voren?

2. Het eerste werkwoord in de vraagzin: Slaat.

De persoonsvorm is: slaat.

voorbeeld

Ze raakt de bal voor het eerst in haar leven!

1. Ik maak een vraagzin: Raakt ze de bal voor het eerst in haar leven?

2. Het eerste werkwoord in de vraagzin: Slaat.

De persoonsvorm is: slaat.

voorbeeld

Nathaniël en Vince rennen van honk naar honk.

1. Ik maak een vraagzin:

2. Het eerste werkwoord in de vraagzin: 

De persoonsvorm is: 

Wat is de PV? (Denk aan een vraagzin!)

Manha en Marwa spelen voetbal.

1. Manha
2. Marwa
3. spelen
4. voetbal

Wat is de PV? (Denk aan een vraagzin!)

Jij draagt een bitje tijdens hockey.

1. draagt
2. jij
3. een bitje
4. tijdens

Wat is de PV? (Denk aan een vraagzin!)

Thuis oefent Megan op lastige danspassen.

1. thuis
2. Megan
3. danspassen
4. oefent

Wat is de PV? (Denk aan een vraagzin!)

Alex gaat regelmatig trainen in de sportschool.

Wat is de PV? (Denk aan een vraagzin!)

Hij gaat z'n klasgenoten wat pasjes leren.

Wat is de PV? (Denk aan een vraagzin!)

Wij gaan zo heel snel de les maken.