250912TR 1.5 Woordenlijst, Samenstelling
Wat betekent...
alom?
alom?
A
Dat je er al omheen bent
B
Overal
C
Op veel plekken
D
Tegenwoordig
1 / 14
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Wat betekent...
alom?
alom?
A
Dat je er al omheen bent
B
Overal
C
Op veel plekken
D
Tegenwoordig
Slide 1 - Quizvraag
Wat betekent...
erop nahouden?
erop nahouden?
A
Bezitten
B
Iets willen hebben
C
Een vervelende karaktereigenschap hebben
D
Hebben
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekent...
de focus?
de focus?
A
Scherpstelling van een fototoestel
B
De concentratie
C
Hocus pocus
D
Antwoord C is echt flauw
Slide 3 - Quizvraag
Wat betekent...
uiterst?
uiterst?
A
Heel erg
B
Lichaamsdeel van koeien
C
Snel de bordjes "Uit" volgen
Slide 4 - Quizvraag
Wat betekent...
op een voetstuk plaatsen?
op een voetstuk plaatsen?
A
Je zet iets op een stevige ondergrond
B
Vereren
C
Bewonderen
D
Opkijken naar
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent...
aangeboren?
aangeboren?
A
Iets raken terwijl je boort met een boormachine
B
Meegekregen met je geboorte
C
Oren van de aangeb
D
C is echt de domste woordgrap ooit
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekent...
het schoppen tot?
het schoppen tot?
A
Iets bereiken of worden
B
In een kaartspel een schoppenkaart spelen
C
Iets willen of najagen
Slide 7 - Quizvraag
Wat betekent...
de discipline?
de discipline?
A
Medicijn tegen hoofdpijn
B
De kracht om vol te houden wat er gedaan moet worden ook al heb je geen zin
C
Volgen van Jezus
D
Het vakgebied, de richting
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent...
iemand druk opleggen?
iemand druk opleggen?
A
Ervoor zorgen dat iemand het druk krijgt
B
Iets op iemand leggen terwijl je druk bent
C
Iemand zo ver krijgen dat hij iets doet
D
In een drukkerij iemand een opdracht geven
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent...
roemen?
roemen?
A
Beroemd worden
B
Gereedschap waarmee je kunt roeien
C
Prijzen (in de betekenis van complimenten geven)
D
Goede kwaliteiten noemen van iets of iemand
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent...
de aanleg?
de aanleg?
A
De bouw
B
Aangeboren bekwaamheid of geschiktheid
C
Leggen van stenen
D
Iets ergens aan leggen (bijvoorbeeld een boot aan de kade leggen)
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekent...
het vermogen?
het vermogen?
A
De macht
B
De kracht
C
Het geld
D
Dat je iets mag of kunt doen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de betekenis van "aanleren"?
A
Leren door het vaak te doen
B
Soort leer voor schoenen
C
Leren iets aan te doen
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent...
creatief?
creatief?
A
Handig zijn
B
Makkelijk iets nieuws kunnen bedenken of maken
C
Altijd weten wat je moet doen
D
Dat je altijd tekent of knutselt
