6.3 Verteringsenzymen dl1

6.3 Verteringsenzymen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

6.3 Verteringsenzymen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- 6.2 dl2 ADI-waardes + rekenopgave
- Quiz 6.1 + 6.2
- 6.3 Verteringsenzymen dl1
- Werken aan PO Voortplanting


Slide 2 - Tekstslide

ADI-waardes
Kleur-, geur en smaakstoffen zijn additieven. Stoffen die de fabrikant aan het product toevoegt.
Sommige van deze stoffen kunnen giftig zijn als je er teveel van binnen krijgt! 

Wat 'teveel' is hangt af van het lichaamsgewicht. 

Slide 3 - Tekstslide

Rekenopgave
In 100 g van een voedingsmiddel zit 3 mg Ethylbutyraat. Hoeveel gram van dit voedingsmiddel zou jij (met jouw gewicht) moeten eten om vergiftigingsverschijnselen te krijgen?

Stap 1: zoek de ADI-waarde van Ethylbutyraat op in BINAS tabel 95B. 
Stap 2: Bereken maximale hoeveelheid voor eigen lichaamsgewicht
Stap 3: Hoeveel van dit voedingsmiddel mag je eten per dag?

Slide 4 - Tekstslide

Rekenopgave
In 100 g van een voedingsmiddel zit 3 mg Ethylbutyraat. Hoeveel gram van dit voedingsmiddel zou jij (met jouw gewicht) moeten eten om vergiftigingsverschijnselen te krijgen?
Stap 1: zoek de ADI-waarde van Ethylbutyraat op in BINAS tabel 95B. 
15 mg per kg lichaamsgewicht per dag
Stap 2: Bereken maximale hoeveelheid voor eigen lichaamsgewicht
Bijv. 60 x 15 mg = 900 mg 
Stap 3: Hoeveel van dit voedingsmiddel mag je eten per dag?
900 mg / 3 mg = 300
300 x 100 g = 30.000 g = 30 kg

Slide 5 - Tekstslide

ADI-waarde aspartaam = 0,5 mg/kg/dag. Hoeveel mg aspartaam mag een persoon van 53 kg per dag binnen krijgen?

Slide 6 - Open vraag

ADI-waarde zink= 2,4 mg/kg/dag. Hoeveel g zink mag een persoon van 61 kg per week binnen krijgen?

Slide 7 - Open vraag

Aan de slag!
- Vragen over huiswerk 6.2?
- Maken 6.2 opdr. 33, 34, 37, 38 en 40. 

Klaar? 
Lezen 6.3 + maken opdr. 42 en 43
timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welk type vertering is vertering door middel van speeksel?
A
Mechanische vertering
B
Chemische vertering

Slide 10 - Quizvraag

Vertering met behulp van je tanden is
A
mechanische vertering
B
chemische vertering

Slide 11 - Quizvraag

De vertering begint in je maag
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

In de cellen van welk orgaan worden verteringsenzymen gemaakt?
A
Maag
B
Twaalfvingerige darm
C
Dikke darm
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 13 - Quizvraag

Waar wordt vet verteerd?
A
Mondholte
B
Maag
C
Twaalfvingerige darm
D
Dikke darm

Slide 14 - Quizvraag

Bacteriën in je darm helpen bij de vertering
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Sommige bacteriën in je dikke darm maken stoffen die we nodig hebben
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Kleur-, geur- en smaakstoffen zijn niet slecht voor je
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

ADI staat voor
A
Algemene dagelijkse inname
B
Aanvaardbare dagelijkse inname
C
Algemene daadwerkelijke inname
D
Aanvaardbare daadwerkelijke inname

Slide 18 - Quizvraag

6.3 Leerdoelen
9. Je licht het verband tussen de vorm en functie van enzymen toe en beschrijft de naamgeving. 
10. Je licht aan de hand van optimumkrommen de invloed van de temperatuur en de pH toe op de snelheid van een enzymreactie. 
11. Je beschrijft de stappen van de vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten. 

Slide 19 - Tekstslide

Vertering
Verteringsenzymen zetten grote moleculen om in kleinere moleculen

Wat zijn enzymen? 

Slide 20 - Tekstslide

Verteringsenzymen
Functie:
Moleculen van voedingsstoffen die je eet zijn meestal te groot om op te nemen via je darmen in je bloed.

Verteringsenzymen knippen moleculen in de kleinere stukken =
chemische afbraak
(andere enzymen kunnen juist moleculen aan elkaar lijmen)

 

Slide 21 - Tekstslide

Enzymen
Verteringsenzym:
Eiwit dat een
molecuul kan
knippen

Hoe werkt dat?
Term: substraat

Slide 22 - Tekstslide

Koolhydraten

Slide 23 - Tekstslide

Eiwitten

Slide 24 - Tekstslide

Vetten

Slide 25 - Tekstslide

Naam van een enzym
De naam van een enzym is afgeleid van het substraat waar hij voor is.
Enzymen zijn vaak te herkennen aan de naam -ase

Maltase breekt maltose af, lipase breekt lipiden (vetten) af, sacharase breekt sacharose af enz enz.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Welk enzym breekt lactose af in galactose en glucose?

Slide 29 - Open vraag

Zetmeel wordt door amylase afgebroken tot ...

Slide 30 - Open vraag

Welk enzym breekt vetten af tot monoglyceriden?

Slide 31 - Open vraag

Polypeptiden worden afgebroken tot aminozuren door het enzym ...

Slide 32 - Open vraag

Welke verteringsproducten worden uiteindelijk opgenomen in de dunne darm?

Slide 33 - Open vraag

Aantekening
Lees je samenvatting van het verteringsstelsel in je stencil nog eens door en bekijk BINAS 82C en 82E. Neem onderstaande tabel over en vul in. 

Verteringsklier
Welke enzym(en)?
Vertering van..

Slide 34 - Tekstslide

PO Voortplanting: opdracht 1
- Ga in gesprek met elkaar over de verschillende standpunten en belangen bij jullie casus (opdr. 1). 
- Voer een ronde gesprek waarin elke groepslid probeert de casus vanuit een andere invalshoek of belanghebbende te benaderen (verdeel hiervoor eventueel rollen). Let op! dit hoeft niet je eigen mening te zijn. 
- Werk de verschillende standpunten uit in jullie documentatiemap

Ga verder met de volgende opdrachten bij jullie casus. 

Slide 35 - Tekstslide