stijlfiguren vervolg

stijlfouten 
blz.120
contaminatie, pleonasme, tautologie
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

stijlfouten 
blz.120
contaminatie, pleonasme, tautologie

Slide 1 - Tekstslide

weet je al wat het betekent?
contaminatie:
pleonasme:
tautologie:

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord is een contaminatie?
A
overblijven
B
uitdrukkingen
C
nachecken
D
langzaam treuzelen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een contaminatie?
A
ik heb het reeds twee keer gedaan
B
niemand doet het dagelijks vaker
C
zal ik het nog eens opnieuw doen
D
ik doe het nooit meer zo

Slide 4 - Quizvraag

Van een contaminatie is sprake als...
A
twee uitdrukkingen verhaspeld zijn met elkaar
B
twee woorden/woordgroepen dubbelop zijn met elkaar
C
een persoonsvorm en een onderwerp incongruent zijn met elkaar
D
een verwijswoord in de zin niet klopt

Slide 5 - Quizvraag

Waar staat een pleonasme?
A
Nooit of te nimmer ga ik dat doen!
B
Lever jouw zelfgemaakte autobiografie op tijd in.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een pleonasme?
A
de blauwe bloem
B
het groene gras
C
de rode hoed
D
de zwarte vogel

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een pleonasme?
A
gele kanariepiet
B
mooi boek
C
natte tranen
D
prima start

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een pleonasme?
A
Het bevat woorden van verschill. woordsoorten.
B
Het is altijd fout, kan geen stijlfiguur zijn.
C
Het is een stijlfout.
D
De woorden kunnen onafhankelijk zijn.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een pleonasme?
A
Twee woorden die ten onrechte worden vermengd
B
Twee woorden in één zin die allebei een ontkennend zijn.
C
Hetzelfde woord wordt twee keer genoemd met dezelfde betekenis.
D
Een deel van het woord wordt door een ander woord uitgedrukt.

Slide 10 - Quizvraag

Waar staat een tautologie?
A
De hete zon brandt op de auto.
B
Eenzaam en alleen liep ik door de stad.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een tautologie?
A
Combinatie van twee woorden die vrijwel hetzelfde betekenen
B
Door elkaar gebruiken van twee uitdrukkingen
C
Een zinsconstructie die niet klopt
D
Deel van de betekenis van het woord wordt door een ander woord benadrukt

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een tautologie?
A
Hij gaat zeker en vast verliezen vandaag.
B
Hij heeft geen idee wat hij moet doen.
C
Roos is altijd en eeuwig te laat.
D
Hij heeft die ronde bal een schop gegeven.

Slide 13 - Quizvraag

In welke zin is sprake van tautologie?
A
Pieter studeert nu veel langer, maar de nieuwe studie bevalt hem echter beter.
B
Na het sporten kwam Jette achter de ontdekking dat haar fiets gestolen was.
C
Aan de goede bedoelingen van zijn docent heeft mijn broer lang aan getwijfeld.
D
Luid gillend, werd de verstandskies van Mieke door de tandarts getrokken.

Slide 14 - Quizvraag

Tautologie
timer
0:30
A
blij en verheugd
B
heden en verleden
C
groen gras
D
uren op jou te wachten

Slide 15 - Quizvraag