Schoolkind en Puber

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

schoolkind en puber

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud
Terugblikken vorige les
Klassikaal uitleg
Lezen en Opdrachten maken


Slide 3 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Fantasie denken
Intrinsieke / extrinsieke motivatie
Lateralisatieproces
Perceptuele schematisering
Bandura
Marshmallow test
Narcisme
Gender-identiteit
Genderspecifiek gedrag
Pengreep
Zelfbeeld

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je de ontwikkelingsaspecten van een schoolkind en puber benoemen en uitleggen.

Slide 5 - Tekstslide

Met welke 2 opvallende reflexen wordt een baby geboren
A
Zuig en tast reflex
B
Grijp en loop reflex
C
Zuig en grijp reflex
D
Tast en loop reflex

Slide 6 - Quizvraag

Na hoeveel maanden gaat een baby ongeveer zitten
A
6 maanden
B
7 maanden
C
8 maanden
D
9 maanden

Slide 7 - Quizvraag

Vlak na de geboorte ziet de baby onscherp
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Het gehoor ontwikkelt zich al voor de geboorte
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Na hoeveel maanden gaat een baby ongeveer lopen
A
8 maanden
B
11 maanden
C
13 maanden
D
15 maanden

Slide 10 - Quizvraag

Een peuter is ongeveer zindelijk met
A
24 maanden
B
36 maanden
C
44 maanden
D
eigen tempo

Slide 11 - Quizvraag

Wat groeit het snelst bij een peuter?
A
Hoofd
B
Hersenen
C
Benen
D
Romp

Slide 12 - Quizvraag

Wat is magisch denken?
A
Geen onderscheid kunnen maken tussen realiteit en fantasie
B
Levenloze dingen hebben menselijke eigenschappen

Slide 13 - Quizvraag

Kleuters ontwikkelen een voorkeurshand en ook een voorkeurs voet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Een veilig gehechte peuter durft de wereld om zich heen te verkennen en grenzen op te zoeken

A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Kleuters fantaseren graag
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Een kind kan narcisme ontwikkelen een heeft een

A
sterk negatief zelfbeeld
B
sterk positief zelfbeeld

Slide 17 - Quizvraag

Schoolkind
Een schoolkind brengt veel tijd op school door (6-12 jaar). Hij is graag taakgericht bezig. De vriendenkring wordt steeds belangrijker voor het schoolkind. Een schoolkind wil vooral niet opvallen, maar deel van de groep zijn. Veel schoolkinderen bezoeken buiten school een bso.

  • Hoe was jij als schoolkind? 
  • Had je een pop idool?
  • Wat voor trends waren er met buitenspelen?
  • Waren vrienden voor jou belangrijk?
  • Wat voor sport deed je?

Slide 18 - Tekstslide

Lichamelijke Ontwikkeling

Slide 19 - Tekstslide

Voeding en Obesitas
Slechte voeding kan tot obesitas leiden. Kinderen die te zwaar zijn hebben een grotere kans op:
psycho-sociale problemen
diabetes
hart- en vaatziekten
kanker
lichamelijke problemen zoals knie- en rugklachten
problemen met betrekking tot vruchtbaarheid

Slide 20 - Tekstslide

Lichamelijk Actief
Het schoolkind is beweeglijk
Stilzitten kan alleen als het kind in de pauzes zich flink kan uitleven
Veel schoolkinderen zitten ook buiten school op een sport
Behalve zich uitleven , is het belangrijk dat ze ook een fysieke prestatie neerzetten
Fysiek goed presterende kinderen blijken vaker aardig gevonden te worden….

Slide 21 - Tekstslide

Cognitieve Ontwikkeling

Slide 22 - Tekstslide

Realiteitsdenken
Het denken waarbij iemand de zaken ziet, zoals ze zijn
Dat kan een beangstigende zaak zijn. Ze zien op de televisie het journaal, in hun eigen omgeving gebeuren ingrijpende zaken, zoals ziekte, overlijden, scheidingen
Rond de 7 jaar ontstaan door het dan ontwikkelde realiteitsdenken vaak angsten bij het jonge schoolkind
Ze kunnen dan last hebben van nachtmerries of piekeren

Slide 23 - Tekstslide

Logisch denken
-Een schoolkind snapt dat hij breder moet denken dan alleen uitgaan van dat wat hij ziet

-Hij is in staat oorzaak en gevolg te zien

-Het kind kan ordenen en logische verbanden leggen





 

Slide 24 - Tekstslide

Abstract denken

Slide 25 - Tekstslide

Gedrag van een schoolkind
Het schoolkind confirmeert zich aan zijn leeftijdsgenoten
Dat wil zeggen: hij past zich aan
Bijvoorbeeld: ook al snapt een kind een grap niet, hij lacht toch mee met de anderen.

Schoolkinderen kijken gedrag van elkaar af en passen dit op elkaar toe. Zo begrijpen ze welk gedrag werkt, en welk gedrag niet werkt.



Slide 26 - Tekstslide

Pesten
-Komt vaak voort uit onzekerheid
-De pester zoekt zijn positie in de groep of wil deze verstevigen
-Gepest worden maakt een kind onzeker en kan leiden tot een negatief zelfbeeld
-Pesten is een groepsprobleem, een negatief groepsklimaat is een voedingsbodem voor pestgedrag
-Een kind dat gepest wordt, kan door de stress zich minder goed ontwikkelen, daar kan het als volwassene nog last van hebben




 

Slide 27 - Tekstslide

Vormen van Pesten

Slide 28 - Woordweb

Pesten

Slide 29 - Tekstslide

Seksuele ontwikkeling
Voor kinderen tussen de 6 en 9 jaar maakt het niet veel uit of ze met een jongen of een meisje spelen, ze zijn zich echter wel bewust van sekseverschillen
Na 9 jaar verandert dat, ze vinden elkaar niet meer leuk
Rond de 11 jaar gaan ze weer met elkaar spelen, waarbij de spelletjes een licht seksuele ondertoon krijgen Ze doen bijvoorbeeld zoenspelletjes
Kinderen rond deze leeftijd houden gevoelens van verliefdheid liever verborgen, omdat ze bang zijn ermee geplaagd te worden
Ze beginnen te experimenteren met meer genderspecifiek gedrag

Slide 30 - Tekstslide

Puber
De puber is de jongere in de levensfase van 12 tot 17 jaar die zich van kind tot volwassene ontwikkelt.
  • Wat voor puber was je?
  • Had je een pop idool, genre muziek?
  • Hobby's?
  • Sport?

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Opzoeken in je theorie en/of internet

Vertel alles over:
-groeispurt bij een puber
-Intelligentie bij een puber
-Peergroup 
-Individuatieproces

Slide 33 - Tekstslide

Groeispurt

Slide 34 - Woordweb

Groeispurt
Deze duurt 2 à 3 jaar
Als de groeispurt op zijn hoogtepunt is, groeit de puber ongeveer 10 cm per jaar in de lengte
Bij meisjes zet deze in tussen hun 11e en 13e jaar
Bij jongens zet deze in tussen hun 12e en 15e jaar
Tijdelijk onhandig doordat de motoriek “dat nieuwe stuk erbij” niet kan bijbenen
Jongens ontwikkelen grotere en dikkere botten en sterkere spieren en een groter hart en grotere longen dan meisjes
De fase van de groeispurt noem je de prepuberteit

Slide 35 - Tekstslide

Intelligentie

Slide 36 - Open vraag

Intelligentie
-Intelligentie is het vermogen om oplossingen voor nieuwe situaties of problemen te bed
enken door opgeslagen informatie in het geheugen te combineren
-De puber kan in principe veel leren, maar wordt daarbij begrenst door zijn intelligentie
-Pubers met een beperkte algemene intelligentie hebben het in het voortgezet onderwijs moeilijk, waardoor ze een hekel aan school kunnen krijgen
-In bijna alle schooltypes staat de algemene intelligentie centraal en wordt er niet gekeken naar andere vormen van intelligentie
-Pubers die op een andere manier slim zijn, moeten goed begeleid worden omdat ze anders uit kunnen vallen




 

 

Slide 37 - Tekstslide

Peergroup

Slide 38 - Woordweb

Peergroup
-De meeste pubers maken deel uit van een groep gelijkgestemden: de peergroup
-In deze groep heeft hij de ruimte om te experimenteren met gedrag, maar ook bijvoorbeeld met hasj roken, of alcohol drinken
-In de groep oriënteren ze zich op andere normen en waarden
-De groep geeft de puber gevoel van eigenwaarde, zekerheid en veiligheid
-Het gevaar van zo’n groep kan zijn dat de puber afhankelijk wordt van de waardering en acceptatie van anderen
-De veiligheid van zo’n groep is uiteraard ook betrekkelijk: als de puber niet aan de groepsnorm voldoet, kan hij er buiten vallen





 

Slide 39 - Tekstslide

Individuatieproces

Slide 40 - Woordweb

Individuatieproces

-Individuatieproces: het ontwikkelen van de persoonlijkheid, de individualiteit.
-De puber vraagt zich af: wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik en wat vind ik?
-Hij zoekt idolen om op te lijken
-Experimenteert met de eigen onafhankelijkheid, gedrag en uiterlijk
-Gaat op zoek naar eigen normen en waarden




Slide 41 - Tekstslide

Sexting

Slide 42 - Woordweb

Verspreiden en delen van sexuele getinte beelden of berichten via online/ social media.

- Strafbaar


-Psychische gevolgen.

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Huiswerk
Opdrachten maken Methodiek
Thema 2.3 t/m 2.6

Groepscode: 4QAUMKES

Slide 45 - Tekstslide