1.3 De prijzen rijzen de pan uit!

H1 Wat heb je nodig?
1.3 De prijzen rijzen de pan uit!
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H1 Wat heb je nodig?
1.3 De prijzen rijzen de pan uit!

Slide 1 - Tekstslide

1.3 De prijzen rijzen de pan uit
Leerdoelen
  • Ik kan het verband uitleggen tussen inflatie en koopkracht. 
  • Ik kan het verschil tussen nominaal en reëel inkomen uitleggen.
  • Ik kan oorzaken van inflatie opsommen.

Slide 2 - Tekstslide

1.3 De prijzen rijzen de pan uit
Koopkracht en inflatie
  • Koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kan kopen.
  • Inflatie is een algemene prijsstijging van goederen en diensten.

Bij inflatie kan ik met dezelfde hoeveelheid geld minder goederen en diensten kopen. Als mijn inkomen niet veranderd, daalt mijn koopkracht.

Slide 3 - Tekstslide

1.3 De prijzen rijzen de pan uit
Nominaal en reëel inkomen
Met nominaal inkomen bedoelen we het inkomen dat je in euro's verdient.
  • Stijgt je nominaal inkomen procentueel meer dan de inflatie, dan stijgt je koopkracht.
      voorbeeld
      Mijn nominaal inkomen stijgt met 3 %. De inflatie bedraagt 2%. Mijn koopkracht stijgt met 1%.

  • Stijgt je nominaal inkomen procentueel minder dan de inflatie, dan daalt je koopkracht.
      voorbeeld
      Mijn nominaal inkomen stijgt met 1%. De inflatie bedraagt 2%. Mijn koopkracht daalt met 1%.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik krijg € 10 zakgeld.
  • Een drankje in de kantine kost € 2,50.
  • Een frietje in de snackbar kost € 2,-.
  • Een ijsje in het ijssalon kost € 3,-.

Ik kan dus 2 drankjes, een frietje en een ijsje kopen met mijn zakgeld!

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kan kopen.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik krijg € 10 zakgeld.
  • Een drankje in de kantine wordt € 3,00.
  • Een frietje in de snackbar kost € 2,50.
  • Een ijsje in het ijssalon kost € 3,50.

De prijzen zijn gestegen:
  • Een drankje kost nu 20% meer!
  • Een frietje kost nu 25% meer!
  • Een ijsje kost nu 16,7% meer!
Gemiddeld zijn de prijzen met 20,5% gestegen.
Inflatie
Een algemene prijsstijging van goederen en diensten.

Het gevolg is dat ik minder kan kopen met mijn geld. Mijn koopkracht daalt.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik krijg vanaf nu € 15,00 ipv € 10,00 zakgeld.
  • Een drankje in de kantine wordt € 3,00.
  • Een frietje in de snackbar kost € 2,50.
  • Een ijsje in het ijssalon kost € 3,50.

Gemiddeld zijn de prijzen met 20,5% gestegen.

Mijn zakgeld is met 50% gestegen.
Nominaal inkomen
Het inkomen dat je in euro's verdient.
  • stijging in procenten > inflatie
     -> koopkracht stijgt
  • stijging in procenten < inflatie
      -> koopkracht daalt

Reëel inkomen
Inkomen waarbij je rekening houdt met de inflatie:

= stijging in % nominaal inkomen - inflatie in %



Slide 7 - Tekstslide

1.3 De prijzen rijzen de pan uit
Nominaal en reëel inkomen
Bij het reëel inkomen hou je wel rekening met de gevolgen van inflatie voor je inkomen.

reëel inkomen = stijging in % nominaal inkomen - inflatie in %

voorbeeld
  • Je inkomen stijgt met 2,5%. De inflatie is 2%. De reëele stijging van je inkomen is 0,5%. 
  • Je inkomen stijgt met 1,8%. De inflatie is 2%. De reëele daling van je inkomen is - 0,2%.

Slide 8 - Tekstslide

1.3 De prijzen rijzen de pan uit
Prijscompensatie
Als je inkomen er procentueel evenveel op vooruit gaat als de hoogte van de inflatie, blijft je reëele inkomen gelijk. Er is sprake van prijscompensatie.

ter verduidelijking
Je verdient dus wel meer geld, maar je kan maar exact evenveel kopen als daarvoor. Je koopkracht blijft dus gelijk.

Slide 9 - Tekstslide

1.3 De prijzen rijzen de pan uit
Loon prijsspiraal





Wanneer het loon van werknemers stijgt, dan stijgt de productiekost, dus passen bedrijven prijs aan. Dit noemen we de loon prijsspiraal.
loonstijging
stijging kosten
prijsstijging
loonstijging
stijging kosten
prijsstijging

Slide 10 - Tekstslide

1.3 De prijzen rijzen de pan uit
Oorzaken inflatie
  • loon prijsspiraal
  • stijging prijs grondstoffen (bv. wereldwijd tekort aan bouwmaterialen)
  • meer vraag naar het product
  • hogere belastingen (bv. bwt-stijging van 6% naar 9 % in 2019) 

Slide 11 - Tekstslide

1.3 De prijzen rijzen de pan uit
Leerdoelen
  • Ik kan het verband uitleggen tussen inflatie en koopkracht. 
  • Ik kan het verschil tussen nominaal en reëel inkomen uitleggen.
  • Ik kan oorzaken van inflatie opsommen.

Slide 12 - Tekstslide