Le pronom personnel COD (LV)

Le pronom personnel COD - LV
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Le pronom personnel COD - LV

Slide 1 - Tekstslide

Phrases exemples
* Je mange le chocolat. = Ik eet de chocolade.
     -> Je le mange. = Ik eet ...
* Il fait la tarte. = Hij bakt de taart.
     -> Il la fait. = Hij bakt ...
* Tu achètes l'hôtel. = Jij koopt het hotel.
    -> Tu l'achètes. = Jij koopt ...
* Vous coupez les frites. = Jullie snijden de frietjes.
     -> Vous les coupez. = Jullie snijden ...

Slide 2 - Tekstslide

Théorie: le / la / l' / les als lijdend voorwerp (LV)
*Hoe vind ik het LV?
-> Stel de vraag:
      wie? OF wat?


Slide 3 - Tekstslide

Théorie: le / la / l' / les als lijdend voorwerp (LV)
*Plaats van het LV?:
-> voor het vervoegde
      ww / hww

* LET OP!: infinitief
Je vais manger la tarte. -> Je vais LA manger. (LV voor het inf.)
       ww   ww (inf)

Slide 4 - Tekstslide

On y va...
des exercices

Slide 5 - Tekstslide

Tu vois tes amis?
remplace 'tes amis'
A
Tu le vois?
B
Tu la vois?
C
Tu les vois?
D
Tu l'a vois?

Slide 6 - Quizvraag

Je prends le stylo.
remplace 'le stylo'
A
Je la prends.
B
Je le prends.
C
Je l'prends.
D
Je prends le.

Slide 7 - Quizvraag

On vend cette maison.
remplace 'cette maison'
A
On la vend.
B
On le vend.
C
On les vend.
D
On vend la.

Slide 8 - Quizvraag

Elle étudie la carte routière.
remplace 'la carte routière'
A
Elle la étudie.
B
Elle l'étudie.
C
Elle le étudie.
D
Elle étudie le.

Slide 9 - Quizvraag

J'ai vu le match de foot.
remplace 'le match de foot'
A
Je l'ai vu.
B
Je ai le vu.
C
J'ai le vu.
D
Je le vu ai.

Slide 10 - Quizvraag

Nous donnons ce souvenir à Bart.
remplace 'ce souvenir'
Nous ... donnons à Bart.

Slide 11 - Open vraag

Tu laves la voiture?
remplace 'la voiture'
Tu ... laves?

Slide 12 - Open vraag

Nous achetons l'hôtel.
remplace 'l'hôtel'
Nous ... achetons.

Slide 13 - Open vraag

J'ai mangé les bonbons.
remplace 'les bonbons'
(typ de hele zin - hoofdletter en .)

Slide 14 - Open vraag

Bart ne présente pas son amie.
remplace 'son amie'
(typ de hele zin - hoofdletter en .)

Slide 15 - Open vraag

Je ne veux pas manger les légumes.
remplace 'les légumes'
(typ de hele zin - hoofdletter en .)

Slide 16 - Open vraag

Les filles organisent la fête.
remplace 'la fête'
(typ de hele zin - hoofdletter en .)

Slide 17 - Open vraag

Moi, je vais payer la facture.
remplace 'la facture'
(typ de hele zin - hoofdletter en .)

Slide 18 - Open vraag

Nous ne trouvons pas la connexion wifi.
remplace 'la connexion wifi'
(typ de hele zin - hoofdletter en .)

Slide 19 - Open vraag

Elle a rencontré Bart au parc.
remplace 'Bart'
(typ de hele zin - hoofdletter en .)

Slide 20 - Open vraag

Révision: le / la / l' / les als lijdend voorwerp (LV)
*Hoe vind ik het LV?
-> Stel de vraag:
      wie? OF wat?


Slide 21 - Tekstslide

Révision: le / la / l' / les als lijdend voorwerp (LV)
*Plaats van het LV?:
-> voor het vervoegde
      ww / hww

* LET OP!: infinitief
Je vais manger la tarte. -> Je vais LA manger. (LV voor het inf.)
       ww   ww (inf)

Slide 22 - Tekstslide

des questions?

Slide 23 - Tekstslide