Thema 6 Inspraak ( = thema 4 politiek kies 1) v

• Burgerschap
• ISK

Thema 6 Inspraak 116

Inspraak 

Thema 6 Inspraak 116

Inhoud:

Startles. Schrijf maar op wat het betekent.

Les 1. Welke keuze kan je maken? GT

Les 2. Waarin wil jij inspraak? GT 

Thema 6 Inspraak 116

Inhoud:

Startles. Schrijf maar op wat het betekent.

Les 3. Hoe kun je beslissingen nemen? GT

Les 4. Hoe kun je actievoeren? GT

Startles 118

Tekst. Inspraak.

Iedereen in Nederland heeft wel eens inspraak.

Inspraak houdt in dat je je mening ( = zeggen wat jij vindt) mag geven en mag meepraten over keuzes ( = wat je kiest).

Een voorbeeld van inspraak is dat je mag zeggen wat je als klassenuitje wilt doen.

Opdracht 1 Inspraak.

a. Je bekijkt met je klas een filmpje. In het filmpje wordt uitgelegd waar dit thema over gaat.

Filmpje

Startles 118

b. Waarin zou jij inspraak willen hebben?

- Chillplekken in de wijk

- de lessen op school

- natuur in Nederland

- sport in de buurt

- veiligheid op straat

- iets anders, namelijk 

Waarin zou jij inspraak willen hebben?

chillplekken in de wijk

de lessen op school

natuur in Nederland

sport in de buurt

veiligheid op straat

iets anders.

Startles 118

b. Waarin zou jij inspraak willen hebben?

Schrijf jouw antwoord in je boek.

Opdracht 2 Jij en inspraak     ( 119 )

a. Je gaat je mening geven over een aantal zinnen.

b. Kruis achter elke zin aan of je het ermee eens bent of niet.

Opdracht 2 Jij en inspraak     ( 119 )

c. Hoe belangrijk vind jij het om inspraak te hebben?

c. Hoe belangrijk vind jij het om inspraak te hebben?

Helemaal niet belangrijk

niet belangrijk

maakt me niet uit

belangrijk

heel belangrijk

opdracht 3 ( 120 )

Leuk = vind ik leuk

Lastig = vind ik niet leuk, vind ik moeilijk.

Onderwerp.

Keuzes maken = iets kiezen

Keuzes maken

leuk

lastig = niet leuk

Iets bereiken met inspraak

leuk

lastig = niet leuk

stemmen

leuk

lastig = niet leuk

actie voeren

leuk

lastig = niet leuk

opdracht 3 ( 120 )

Zet jouw antwoorden in je boek. = Maak het hokje donker.

Les 1. Welke keuzes kun je maken? ( 121 )

Stel er ligt veel afval op het schoolplein.

Moet het plein vaker worden schoongemaakt, of moeten er meer afvalbakken komen?

In deze les denk je na over keuzes maken.

Tekst 121 Keuzes maken.

Op school, in de buurt en in het hele land moeten elke dag problemen worden opgelost.

Een voorbeeld van zo'n probleem is dat veel mensen tijdens oud en nieuw gewond raken. YT 1.48

Tekst 121 Keuzes maken.

Om dit soort problemen op te lossen moeten er keuzes gemaakt worden.

De gemeente kan bijvoorbeeld mensen informatie geven over veilig vuurwerk afsteken.

Of de gemeente kan vuurwerk afsteken verbieden.

Keuzes maken. ( 121 )

De regering heeft besloten dat vuurwerk in 2026 verboden is

(= mag niet). 

Keuzes maken. ( 122 )

a. We gaan een zoekplaat bekijken (blz. 123)

b. Op de zoekplaat zijn vijf (5) situaties te zien waarin een probleem is. Pak een pen of een potlood en omcirkel dit.

c. Welke situatie kiezen we?

Welke situatie kies je?

Twee jongens vechten

Een meisje zit op haar telefoon en let niet op.

Er ligt rommel op straat.Blinde vrouw

Vieze auto

Gat in de grond

Opdracht 1 c 122

Welke is het geworden?

c. 1. Dat jongens vechten op straat en het afsteken van vuurwerk.

Opdracht 1 c 122

Welke is het geworden?

1. Wat is hier het probleem?

2. Waarom moet dit probleem worden opgelost?

Anders krijgen de mensen en jongens nog meer ruzie.

3. Hoe kun je dit oplossen?

De jongens of meisjes moeten praten met de ouders erbij.

Ook met elkaar.

Hoe kunnen we dit probleem oplossen?

Opdracht 1 c 122

3. Schrijf dit antwoord op in je boek.

Opdracht 2 Wat kies je?

Graffiti

Hogere boetes?

Plekken waar het mag?

Energiedrankjes

Verbieden ( mag niet)

uitleggen hoe slecht het is.

Harde muziek

Telefoons aanpassen zodat het niet zo hard kan?

Gehoortesten op school?

Opdracht 2 ( 122 )

b. Vond je het moeilijk om keuzes te maken?

b. Vond je het moeilijk om keuzes te maken?

heel moeilijk

moeilijk

gewoon

makkelijk

heel makkelijk

Les 2. Waarin wil jij inspraak? ( 124 )

Tekst. Inspraak hebben.

Het kan fijn zijn om inspraak te hebben.

Dan kun je makkelijk laten weten wat je belangrijk vindt.

Anderen kunnen hier dan rekening mee houden.

Les 2. Waarin wil jij inspraak? ( 124 )

Vragen over de tekst.

Hoe kan het zijn om inspraak te hebben ?

Wat kun je  dan makkelijk laten weten?

Wie kan hier dan rekening mee houden?

Les 2. Waarin wil jij inspraak? ( 124 )

Vragen foto Tekst.

Eerst lezen.

Waarover mogen jongeren op de foto meedenken?

Wie kan dan goede sportplekken maken?

Opdracht 1 - Inspraak op school (125)

1 a. In welke keuzes heb je inspraak op school.

b. 

Opdracht 1 - Inspraak op school (125)

1 a. In welke keuzes heb je inspraak op school.

b. Kleur blauw of met potlood als je WEL inspraak hebt op school. 

Opdracht 1 - Inspraak op school (125)

1 b.

O  Wat je in de les doet                

O  Naast wie je in de klas zit                  

O  Wat er te koop is in de kantine

O  Waar de les over gaat

O  Hoe laat de les begint

O  Of je je telefoon mag gebruiken in de pauze

O  Hoe het schoolplein eruit ziet

 O Wat je tijdens een klassenuitje/schoolreisje of klassenavond gaat doen  

Opdracht 1 (125)

1 c. Wat vind je wat wel inspraak moet krijgen?

1 c. Wat vind je wat wel inspraak moet krijgen?

Wat je in de les doet

Naast wie je zit

Wat je kunt kopen in de kantine

Waar de les over gaat

Hoe laat de les begint

Telefoon gebruiken in de pauze

Hoe het schoolplein eruit ziet

Welk schoolreisje

Opdracht 1 (125)

1 c. Wat vind je wat wel inspraak moet krijgen?

Opdracht 1 (125)

1 c. Wat vind je wat wel inspraak moet krijgen?

Antwoord samen:

opdracht 2 Inspraak gevraagd 126

a. 1 filmpje:   1.50

b. Stel, je mag een idee voor jouw buurt bedenken.

Waarover zou jouw idee gaan?

O --- over een ontmoetingsplek voor jongeren x x

O --- over het veiliger maken voor het verkeer x x x x x x x x x x

O --- over sporten in de buurt x x x x x

O --- over het mooier maken van de buurt x x x  x  x

O --- over iets anders, namelijk __________________________

Opdracht 2 Inspraak gevraagd (126)

b. Stel, je mag een idee voor jouw buurt bedenken.

Waarover zou jouw idee gaan?

O --- over een ontmoetingsplek voor jongeren

O --- over het veiliger maken voor het verkeer

O --- over sporten in de buurt

O --- over het mooier maken van de buurt

O --- over iets anders, namelijk __________________________

Opdracht 2 Inspraak gevraagd (126)

b. Stel, je mag een idee voor jouw buurt bedenken.

Waarover zou jouw idee gaan?

Uitslag:

1 c. Jullie willen het veiliger maken in het verkeer.

Samen opschrijven.

Stel dat jij een idee mag bedenken, wat zou je dan kiezen?

Een ontmoetings- plek voor jongeren

Verkeersveiliger maken

Sporten in de buurt

Mooier maken van de buurt

Iets anders.

Les 3. Hoe kun je beslissingen nemen? GT

Er zijn verschillende manieren om beslissingen te nemen.

In deze les verdiep je je hierin (= ga we erover nadenken) en oefen je samen met beslissingen (GT) nemen.

>>> tekst stemmen >>>

Tekst Stemmen (127)

Heb jij weleens ergens over mogen stemmen?

Stemmen is een manier om beslissingen te nemen.

Dus wat is stemmen?

De mensen in de strip ( = tekeningen in het boek) stemmen bijvoorbeeld over of er meer parkeerplekken moeten komen in hun straat.

Dus waar stemmen ze over?

Tekst stemmen (127)

Als je ergens over stemt, wordt gekeken naar welk plan de meeste stemmen krijgt.

Dus waar wordt naar gekeken als je ergens over stemt?

Dat wordt dat plan uitgevoerd ( = dat gaan ze dan doen).

Dus wat gebeurt er dan?

Opdracht 1 Stemmen (127)

1 a. Hoe kunnen we mensen gezondere keuzes (= gezonde dingen kiezen) laten maken.

GT

Er zijn 4 plannen.

Opdracht 1 Stemmen (127)

1 a. Hoe kunnen we mensen gezondere keuzes laten maken.

GT

Jullie hebben gekozen voor:

Hoe kunnen we mensen gezondere keuzes laten maken. = Gezonder eten

Gezond eten goedkoper maken

sporten goedkoper maken

Reclames voor ongezond eten verbieden

Eten en drinken met veel suiker duurder maken

Opdracht 1b (127)

b. Vind je stemmen een fijne manier om te beslissen? (GT)

O --- ja

O --- nee

Vind je stemmen een fijne manier om te beslissen?

ja

nee

Opdracht 1b (127)

b. Vind je stemmen een fijne manier om te beslissen? (GT)

uitslag

Ja     x x x x x x x x x

nee  x x

Opdracht 1b (127)

b. Mondeling en opschrijven

Ik vind het goed als je mag stemmen.

Opdracht 1b (127)

b. Waarom vind je stemmen wel of geen fijne manier om te beslissen?

Tekst 128

Anderen namens jou laten beslissen. (GT)

Tekst 128

Het is onmogelijk (= kan niet) om iedereen over elke keuze te laten stemmen.

Dat komt bijvoorbeeld dat het te veel tijd kost om iedereen naar zijn mening te vragen. 

Dus waardoor komt dat bijvoorbeeld?

tekst 128

Daarom kun je soms mensen kiezen die namens jou mogen beslissen. (GT)

Dus wie kun je dan kiezen?

De leerlingen op de foto zitten bijvoorbeeld in de leerlingenraad.

Dat is een groep leerlingen die namens alle

leerlingen op school meebeslist over dingen

op school, zoals sportdagen en schoolfeesten.

(1.15)

tekst 128

De leerlingen op de foto zitten bijvoorbeeld in de leerlingenraad.

Dat is een groep leerlingen die namens alle

leerlingen op school meebeslist over dingen 

op school, zoals sportdagen en schoolfeesten.

(1.15)

Dus wat zijn twee dingen waarover ze kunnen

beslissen?

Opdracht 2 (129)

a. Je gaat een opdracht over de leerlingenraad maken.

b. Stel, je mag iemand kiezen voor de leerlingenraad. Welke eigenschappen 

( = hoe moet die persoon zijn) moet zo iemand volgens jou hebben? (GT)

Opdracht 2 (129)

b. Stel, je mag iemand kiezen voor de leerlingenraad. Welke eigenschappen 

( = hoe moet die persoon zijn) moet zo iemand volgens jou hebben? (GT)

O aardig zijn      M   O     Q      S            O goed kunnen uitleggen   Q

O betrouwbaar zijn         S                     O  grappig zijn

O een jongen zijn      M   O     Q               O lef hebben   M O  Q

O een meisje zijn        S                           O leuke hobby's hebben  M

O geduldig zijn                                       O op mij lijken

O goed kunnen luisteren      O    S         O veel leerlingen kennen

opdracht 2 (129)

C. Welke eigenschappen vind jij belangrijk, noem er 4

opdracht 2 (129)

C. Welke eigenschappen vind jij belangrijk, noem er 2

Welke eigenschappen vind jij belangrijk, noem er 2

opdracht 2 (129)

C. Welke eigenschappen vind jij belangrijk, noem er 2.

Uitslag:

O aardig zijn                                            O goed kunnen uitleggen

O betrouwbaar zijn                              O grappig zijn

O een jongen zijn                                 O lef hebben

O een meisje zijn                                  O leuke hobby's hebben

O geduldig zijn                                      O op mij lijken

O goed kunnen luisteren                  O veel leerlingen kennen

Les 4 Hoe kun je actievoeren (130)

Heb je weleens ergens tegen geprotesteerd ( = zeggen dat je het niet wilt) of je handtekening onder een actie gezet?

Deze les gaat over hoe je actie kunt voeren ( = iets doen ) voor iets dat je belangrijk vindt.

Actievoeren ( tekst)

Een manier om inspraak te hebben is door actie te voeren. Actievoeren houdt in ( = betekent)

dat je iets doet om een doel te bereiken. Je kunt bijvoorbeeld actievoeren om te voorkomen dat de bomen in je buurt worden gekapt.

 

Les 4 Hoe kun je actievoeren (130)

Actievoeren ( tekst vervolg)

Je kunt op verschillende manieren actievoeren.

De mensen op de foto voeren bijvoorbeeld actie door te demonstreren.

( ze laten dit met spandoeken en vlaggen zien). 

Je kunt ook actievoeren door handtekeningen te verzamelen of 

een bericht op sociale media te plaatsen.

 

Opdracht 1 Actievoeren. (131)

a. We gaan praten over een voorbeeld van actievoeren.

b. Bekijk de afbeelding en lees de tekst.

Geef leerlingen in het praktijkonderwijs een gratis ov-kaart ! (= een kaart voor de bus en de trein)

Wij willen dat leerlingen in het praktijkonderwijs een ov-kaart krijgen.

Ze moeten vaak ver reizen naar school en stage ( werk om te proberen)

en moeten de reiskosten nu zelf betalen.

Dat moet veranderen !

Opdracht 1 (131)

                               Onderteken onze actie !

Naam:

E-mailadres

Actievoeren (131)

c. Vind je dit een goede manier om actie te voeren.

Ja: Steek je hand op.

ja         x x x x x   x 

nee    x

Uitslag:

Bespreken,

Opdracht 2 In actie komen (132)

a. Welke actie past het beste.

We kijken naar b. 

Tekst 1

Melody (=naam van een meisje) vindt het gevaarlijk dat mensen met oud en nieuw zelf vuurwerk mogen afsteken.

Ze vindt dat er in de gemeente een verbod op het zelf afsteken van vuurwerk moet komen.

Opdracht 2 In actie komen (132)

a. Wat kan Melody het beste doen?

O     een e-mail naar de gemeente sturen.

O     een bericht op sociale media plaatsen

O     handtekeningen verzamelen en bij de gemeente inleveren

O     Voor het gemeentehuis protesteren

O     iets anders, namelijk

Opdracht 2 (132)

Tekst 2. 

Het zwembad in het dorp waar Caitlin woont gaat sluiten. 

Caitlin vindt dat het zwembad moet blijven en wil de sluiting voorkomen ( = dat het niet dichtgaat)

Opdracht 2 (133)

Tekst 3. 

Bij Wessel op school worden veel leerlingen via sociale media gepest. (GT)

Wessel wil dat de school hier iets tegen gaat doen.

Opdracht 2 (133)

Tekst 3. 

O een e-mail naar de schoolleiding sturen. 

O een bericht op sociale media plaatsen  

O handtekeningen verzamelen en bij de schoolleiding inleveren 

O Op het schoolplein protesteren

O iets anders, namelijk 

Welke situatie kiezen we?

1. Vuurwerk

2. Zwembad

3. Pesten

Opdracht 2 In actie komen (133)

b. Uitslag gekozen voor 3

Besproken dat een mail handig is.

Zie slides > > 

Welke situatie kiezen we?

1. Vuurwerk

2. zwembad

3.

protesteren

Hoe kunnen we het beste actievoeren?

Een e-mail sturen.

Een bericht op sociale media.

Handtekeningen verzamelen.

protesteren.

Opdracht 2 In actie komen (133)

c. Heb je zelf wel eens actie gevoerd? 

Vul schema in. 

E-mail                                                           O  ja

Actie op sociale media                         O ja

Handtekeningen actie                          O ja

Meedoen aan een demonstratie      O ja

   

Woorden Bingo

Actievoeren  GT                   mening  geven  GT

beslissen  GT                          oplossing GT

probleem GT                           idee GT                                      

protesteren GT                      sociale media GT

kiezen  GT                                spandoek GT

meedenken GT                     stemmen GT

Bingo. 134 - 1

1. Actievoeren

Bingo.

2. Beslissing

Bingo.

3 handtekeningactie.

Bingo.

4. idee

Bingo.

5. invloed

Bingo.

6. kiezen

Bingo.

7. leerlingenraad

Bingo.

8. meedenken

Bingo.

9. mening

Bingo.

10. oplossing

Bingo.

11. probleem

Bingo.

12. protesteren

Bingo.

13. sociale media

Bingo.

14. spandoek

Bingo.

15. stemmen

Wat is inspraak.

1. Dat is een sport
2. Dat je met elkaar mag praten in de pauze
3. Dat je mee mag praten over een beslissing
4. Een soort muziek

Wat betekent een keuze maken?

1. Iets kopen
2. Beslissen = ja of nee zeggen
3. Slapen
4. Rennen

Wat is stemmen?

1. Zingen
2. Rijden op een fatbik
3. Ja of nee zeggen tegen een voorstel
4. Een toets maken

Wat betekent: " een oplossing "

1. Een som van rekenen
2. Iets wat je kunt eten
3. Het GOEDE antwoord op een vraag.
4. Dat je mee mag praten

WAT is belangrijk bij een goede keuze.
Keuze = dit of dat

1. Alleen kijken hoe duur iets is.
2. Kijken wat belangrijk is voor jou.
3. Niemand vragen.
4. Alles uitstellen ( = niets doen)

Wie zitten in een leerlingenraad?

1. Alleen jongens van een voetbalclub.
2. Alle jongens en meisjes in Nederland.
3. Leerlingen van een dansclub
4. Leerlingen van een school

Wat is protesteren?

1. Zeggen of laten weten dat je iets NIET wilt.
2. Een soort muziek.
3. Iets kiezen wat je leuk vindt.
4. Ja of nee zeggen.

Wat is een spandoek?

1. Een boek
2. Een doek
3. Een koek
4. Een broek

Wie kan je helpen bij het maken van een moeilijke keuze?

1. Je huisdier ( = hond of kat)
2. Een onbekende ( = iemand die je niet kent)
3. Een goede vriend, familie of je mentor.
4. Niemand.

Wat kun je doen als je NIET weet wat je moet kiezen?

1. Niets doen.
2. Even gaan slapen.
3. Het meteen verkeerd doen.
4. Iemand om advies (= wat vind jij) vragen.

Als jij meehelpt met een probleem op te lossen, wat doe je dan?

1. stemmen
2. kiezen
3. meedenken
4. meespelen

Toets maken

Wat is respect?

1. Dat je goed, beleefd en netjes met elkaar omgaat
2. Dat je mag kiezen
3. Dat je mag stemmen
4. Dat je met elkaar sport

Wat is een voorbeeld van respect.

1. Iemand kiezen
2. Samen sporten
3. Iemand een hand geven
4. Samen spelen

Voor wie moet je respect hebben

1. Voor je familie
2. Voor je vrienden
3. Voor je mentor en de leraren
4. A, B en C zijn goed

Als je op school praat over een nieuw sportveld, wat heb je dan?

1. respect
2. inspraak
3. kiezen
4. problemen

Heb jij genoeg respect op school?
(Niemand ziet jou antwoord) = Laatste vraag

Nee

Soms

Jawel maar het kan beter

Jawel

Waarover zou jij wel eens een les willen hebben?

134 b. Wat vond je de leukste opdracht van deze lessen ?

Wat heb je geleerd?

Terugkijk les 134

Opdracht 2

a. Maken.

b.

Wat vond je de leukste opdracht van dit thema?

Keuzeopdrachten 135

Opdracht 1

Welke opdracht kies jij?

O 1. Protestbord maken/tekenen

O 2. Een idee voor de klas of de school.