5.4: De macht van vorsten (afsluiting)

5.4: De macht van vorsten
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.4: De macht van vorsten

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
  • Herhaling van de begrippen van deze paragraaf.
  • Aan de slag met het maken van de leerdoelen
  • Aan de slag met het maken van een mindmap over deze paragraaf.

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
  • Is het je duidelijk wat de begrippen: staatsvorming, centralisatie en investituurstrijd betekenen.
  • Kun je uitleggen wat deze begrippen te maken hebben met het ontstaan van staten.
  • Ben je in staat om de leerdoelen uit te werken.
  • Ben je in staat om deze paragraaf samen te vatten in een mindmap.

Slide 3 - Tekstslide

5.4: De macht van vorsten ging over....?

Slide 4 - Woordweb

Dit begrijp ik niet van paragraaf 5.4.. :(

Slide 5 - Woordweb

Staatsvorming:
betekenis: als een land steeds meer als een eenheid bestuurd wordt.

door: wetten die in het hele land geldig zijn, rechtbanken die overal dezelfde straffen geven, 1 leger van de koning, bestuur vanuit een hoofdstad. 

Slide 6 - Tekstslide

Centralisatie:
betekenis: als een land steeds meer vanuit één plek wordt bestuurd.

door: instellen van een hoofdstad van waaruit de koning het hele gebied bestuurd ipv. door leenmannen die allemaal hun eigen ding doen neemt nu de koning (centraal) de besluiten.

Slide 7 - Tekstslide

Het Duitse Rijk:
  • Koningen gekozen door vier hoge edelen en drie bisschoppen --> Keurvorsten.
  • positie van hoge edelen was erfelijk, de positie van koning niet.
  • na de dood van een bisschop koos de koning een nieuwe  -----> investituur

Slide 8 - Tekstslide

Investituurstrijd: 
  • Koning koos een bisschop die hem trouw was, hierdoor waren ze trouwer aan de koning dan aan de paus.
  • pausen waren tegen deze benoeming.
  • In 1075 werd door de paus besloten dat alleen pausen bisschoppen mochten benoemen.

Slide 9 - Tekstslide

Investituurstrijd:
Betekenis: Strijd tussen kerk (paus) en staat (koning) over de benoeming van bisschoppen. Eindigde in 1122 met een overwinning voor de paus.  De Duitse koning verloor hierdoor veel macht.

Slide 10 - Tekstslide

Afsluiting paragraaf 5.4
  • Uitwerken van de leerdoelen (zie volgende dia's)
  • De paragraaf samenvatten in een mindmap, zet in het midden: 5.4: de macht van vorsten.

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoel 1:
Hoe werden Engelse, Franse en Bourgondische vorsten machtiger? (Gebruik in je antwoord de begrippen: staatsvorming en centralisatie)

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoel 2:
Hoe werkten vorsten samen met de drie standen? (laat zien dat je weet welke drie standen er waren en leg uit wat er veranderde bij de 3e stand)

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoel 3:
Hoe kon het dat Duitse koningen minder machtig bleven dan de andere vorsten uit deze paragraaf? ( Gebruik in je antwoord de begrippen: Keurvorsten en Investituurstrijd)

Slide 14 - Tekstslide