Les 1; Herhalen Grammatica Zinsdelen 1HV

Deze les

Kennismaking
Werkwijze lessen Nederlands
Herhaling grammatica zinsdelen leerjaar 1

Nodig: je laptop
Magister + lessonup
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deze les

Kennismaking
Werkwijze lessen Nederlands
Herhaling grammatica zinsdelen leerjaar 1

Nodig: je laptop
Magister + lessonup

Slide 1 - Tekstslide

Lessonup
Deelname aan de klas Nederlands 2J

ga naar Lessonup
Log in met je schoolmailadres

Leerlingen kunnen zich aan deze klas toevoegen via klascode ylwlg

Slide 2 - Tekstslide

Kennismaken

Slide 3 - Tekstslide

Kennismaking
Wat moet ik van jou weten?

Slide 4 - Open vraag

Kennismaking
Wat wil je over mij weten?

Slide 5 - Open vraag

Kennismaken met Nederlands
                          Pak je leerwerkboek erbij!

Slide 6 - Tekstslide

Werkwijze lessen Nederlands
- Opbouw van de lessen
- Nieuw Nederlands
- Planner
- Benodigdheden


Slide 7 - Tekstslide

Agenda
Vrijdag 15 september
Nederlands Online: grammatica herhaling leerjaar 1 af

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling zinsdelen leerjaar 1
Hoe zat het ook alweer?
Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp

Slide 9 - Tekstslide

I. Als de persoonsvorm van een zin van tijd verandert, verandert het onderwerp mee.
II. Vraagzinnen beginnen altijd met de persoonsvorm.

Welke uitspraak over de persoonsvorm is waar?
A
Alleen zin I is juist.
B
Alleen zin II is juist.
C
Beide zinnen zijn juist.
D
Beide zinnen zijn onjuist.

Slide 10 - Quizvraag

In welke zin vormen de woorden in grote letters samen één zinsdeel?
A
Ik verpakte de kleren KEURIG IN GROTE, STOFFEN DRAAGTASSEN.
B
Veel lezers vonden DAT LAATSTE ARTIKEL over jou erg leuk.
C
Was Kirsten altijd al ZO'N SPORTIEF EN VRIENDELIJK MEISJE?

Slide 11 - Quizvraag

Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Rijdt / die oom / van jou / altijd / in zo’n klassieke / Amerikaanse slee?
B
Rijdt / die oom / van jou / altijd / in zo’n klassieke Amerikaanse slee?
C
Rijdt / die oom van jou / altijd / in zo’n klassieke Amerikaanse slee?
D
Rijdt / die oom van jou / altijd / in zo’n klassieke / Amerikaanse slee?

Slide 12 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Tekstslide

Noteer de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin:

Voor de kroeg waren de gepensioneerde Franse mannen aan het jeu-de-boulen met ijzeren ballen.

Slide 14 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin:

Waarom jagen jullie de lerares Engels elke les weer op de kast?

Slide 15 - Open vraag

Lijdend voorwerp

Slide 16 - Tekstslide

Welke uitspraak over het lijdend voorwerp is juist?
A
Het lijdend voorwerp begint altijd met een voorzetsel.
B
Het lijdend voorwerp van een zin is altijd een levend wezen: een mens of een dier.
C
Het lijdend voorwerp van een zin kun je vinden met de vraag: 'Wat (of Wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?’
D
In elke zin komt een lijdend voorwerp voor.

Slide 17 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de volgende zinnen.
Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).

Tom mocht van zijn moeder een nieuwe winterjas kopen.

Slide 18 - Open vraag

Meewerkend voorwerp

Slide 19 - Tekstslide

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?
A
Aan / door wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
B
Aan / met wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
C
Aan / van wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
D
Aan / voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Slide 20 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow), het werkwoordelijk gezegde (wg), het lijdend voorwerp (lv) en het meewerkend voorwerp (mv). Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje

Een rozentuin zal ik je in het verleden wel nooit beloofd hebben.

Slide 21 - Open vraag

Welke zin heeft de onderstaande structuur?
mv - pv/wg - ow - lv - rest wg
A
De gemeenteraad wil een nieuw stadspark laten aanleggen.
B
Deze prachtige ring heb ik voor mijn vriendin gekocht.
C
Jou zal de kok een heerlijk warm bordje soep opscheppen.
D
Jouw kleine zusje zal mij al jullie geheimpjes verklappen.

Slide 22 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling

Slide 23 - Tekstslide

Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in de zin?

Vanwege de risico's wilde de bevelhebber zijn soldaten niet door de mijnenvelden sturen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in de zin?

In Frankrijk verwachten de wijnboeren dit jaar een goede oogst.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quizvraag

H1 t/m H6 Gram. Zinsdelen
  • persoonsvorm (pv)
     tijdproef, getalproef (vraagzin)

  • onderwerp (ow)
      Wie/(wat) + pv?

  • werkwoordelijk gezegde (wg)
     zegt wat het onderwerp (iets of              iemand) doet

  • lijdend voorwerp (lv)
     Wat/Wie + wg + ow ?




  • naamwoordelijk gezegde (ng)
     zegt wat het onderwerp (iets of iemand) is
        - werkwoordelijk deel: 9       
           koppelwerkwoorden
        - naamwoordelijk deel: zet je tussen haken

  • meewerkend voorwerp (mv)
     Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

  • bijwoordelijke bepaling (bwb)
     Overige ww in de zin. Geeft antwoord op       
     vragen als: Waar?, Wanneer?, Hoe?. enz. 

Slide 26 - Tekstslide

Ik kan de pv, ow, wg, lv, mv en bwb in een zin vinden.
-1100

Slide 27 - Poll

Welk zinsdeel vind jij nog lastig?

Slide 28 - Woordweb

Hoe goed ken jij de zinsdelen nog?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Wat kun je nu doen?
Als je nog vragen hebt, dan stel je deze aan de docent. 

Klaar?
  • Oefen op Nederlands Online 
    Grammatica leerjaar 1
    = huiswerk 8 september

Slide 30 - Tekstslide