paragraaf 5.3 2vwo

Paragraaf 5.3


Democratie in Nederland
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.3


Democratie in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

De vaderlijke koning
- 1813 Willem I komt vanuit Engeland in Nederland aan.
- Nederland België en Luxemburg wordt bij elkaar gevoegd. (Congres van Wenen) --> Koninkrijk der Nederlanden ontstaat.
- Nederland is nu een constitutionele monarchie.

Slide 2 - Tekstslide

Monarchie met grondwet en parlement.
- Staten Generaal (eerste en tweede kamer samen)
- Koning kiest de leden van de eerste kamer.
- Regenten (rijke burgers) kiezen de tweede kamer.
- Koning heeft veel macht omdat hij ministers kan benoemen, hij is staatshoofd, de macht over het leger, buitenlandse zaken en financiën, regeringsleider en mag ministers in zijn kabinet zelf benoemen.
- Je kan dus stellen dat de koning onevenredig veel macht heeft.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

onvrede
- De rijke mensen kwamen er al snel achter dat ze weinig macht hadden.
- De Belgen waren al geen fan van de koning maar al snel bleek dat veel 'Belgisch' geld gebruikt werd voor kanalen en andere projecten in Nederland. Ook waren er meer Nederlandse ministers terwijl er meer Belgische inwoners waren.
- In 1830 begint de Belgische opstand ......1839 België onafhankelijk.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

1840
- Willem II wordt de nieuwe koning.
- Nederland is bijna bankroet door de Belgische oorlog / afscheiding.
- Liberalen eisen een sterker parlement (tegenmacht) die de regering kan controleren.
- Willem II negeert de liberalen.
- Niet lang daarna is er een misoogst. Het gewone volk roert zich steeds meer en een revolutie dreigt (net als in de buurlanden (1848)
- Koning kiest eieren voor zijn geld en vraagt liberaal Thorbecke een nieuwe grondwet te schrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

De grondwet van Thorbecke
- 1848
- Parlementaire democratie i.p.v. constitutionele monarchie.
- Wetten pas geldig na goedkeuring van het parlement.
- Parlement is verantwoordelijk voor het geld en moet de regering controleren.
- regering is verplicht het parlement te informeren.
- Koning blijft staatshoofd en is onschendbaar.
- ministeriële verantwoordelijkheid wordt ingesteld.
- Tweede kamer voortaan gekozen door de burgers (censuskiesrecht)
- Eerste kamer wordt gekozen door de Provinciale staten (indirect gekozen)
- Er komen klassieke grondrechten (vrijheid van godsdienst, meningsuiting, vergadering en vereniging)

Slide 9 - Tekstslide

thorbecke

Slide 10 - Tekstslide

uitbreiding van het kiesrecht
- censuskiesrecht: Alleen mannen die voldoende belasting betaalden mochten stemmen. (arme mensen hierdoor geen macht)
- 1887: Caoutchouc-artikel --> Je hoeft minder belasting te betalen om toch te mogen stemmen. Van ongeveer 10 % gaat het nu naar ongeveer 40 % van de mannen die mogen stemmen.
- Socialisten willen algemeen kiesrecht --> Kiesrecht voor alle mannen. Dit om ook de arbeiders die het zwaar hebben ook een stem te geven in de politiek.
- 1900 feministen komen op voor vrouwenrechten (kiesrecht en onderwijs)

Slide 11 - Tekstslide

grondwetswijziging 1917
- Grondwetswijziging omdat de confessionelen (godsdienstige partijen) en de socialisten allemaal samenwerken.
- Algemeen kiesrecht voor mannen en bijzonder onderwijs wordt geregeld.
- Bijzonder onderwijs (katholiek en protestants onderwijs wordt door regering betaald)
- 1919 Ook vrouwen krijgen nu kiesrecht.
- Nederland is een democratie geworden.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

wat valt je op?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video