Cursus 5 herhaling

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Herhaling vorige les
2. Lesdoelen
3. Oefenen vorige lessen
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting in Lessonup

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'Gisteren gingen we naar een restaurant en aten we soep.'
A
gisteren
B
we
C
restaurant
D
soep

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

'Maaike aait haar hond.'

Slide 5 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'Morgen mailt de docent onze cijfers naar de directeur.'

Slide 6 - Open vraag

  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp van een zin vinden.
  • Je kunt een zin in zinsdelen verdelen.
Lesdoelen

Slide 7 - Tekstslide

De vrachtwagen schampte gisteravond een paaltje.
Benoem het zinsdeel *schampte*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 8 - Sleepvraag

Tijdens de wiskundeles / heeft / Jolanda / drie sudoku’s / opgelost.
Benoem het zinsdeel *Jolanda*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 9 - Sleepvraag

Wil / jij / overmorgen / mijn krantenwijk / voor een keer / overnemen?
Benoem het zinsdeel *wil overnemen*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 10 - Sleepvraag

Giraffen / kunnen / met hun tong / hun oor / leeglikken.
Benoem het zinsdeel *hun oor*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 11 - Sleepvraag

  • Wat: Cursus 5 paragraaf 10 online
  • Hoe: individueel
  • Hulp: boek, buren, mevrouw de Vries 
  • Tijd: 15 min.
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar: lees verder in je leesboek. 
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp.

1. De docent heeft in het weekend de toetsen nagekeken.
PV =                                                          OW = 
WG =                                                            LV =
2. De voetbalclub Bayer Leverkusen kon dit weekend kampioen worden.
PV =                                                            OW =
WG =                                                             LV =
Twee zinnen ontleden
timer
4:00

Slide 13 - Tekstslide

Vanavond zal Jorrit de spelregels van Monopoly uitleggen.
Benoem het zinsdeel *zal uitleggen*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 14 - Sleepvraag

Vanavond / zal / Jorrit / de spelregels van Monopoly / uitleggen.
Benoem het zinsdeel *Jorrit*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 15 - Sleepvraag

Vanavond zal Jorrit de spelregels van Monopoly uitleggen.
Benoem het zinsdeel *de spelregels van Monopoly*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 16 - Sleepvraag