Workshop 'Leren is doen'

'Leren is doen'

Arno van Gils M.Ed.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Workshop Leren is doenHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

'Leren is doen'

Arno van Gils M.Ed.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lev Vigotsky
'De zone van naaste ontwikkeling'
1. Niveau van een kind niet bepalen aan de hand van de kalenderleeftijd of door een proeve van        bekwaamheid.
2. Een kind leert in aansluiting op wat hij al weet, maar het moet wel nieuw en uitdagend zijn.
3. Wat een kind al kan is het huidige ontwikkelingsniveau.
4. Wat een kind kan met hulp van een ander is het potentiële ontwikkelingsniveau.
5. Spel is de ‘leidende activiteit’ in het leren van kinderen.
6. De leraar is zelf ook nog lerende maar loopt voor op de leerling omdat hij meer competent is.
7. De leraar kan de ontdekkingstocht van de leerling vergroten door te sturen in de richting van        wat de andere lerende nu nog niet, maar straks wel in huis zullen blijken te hebben.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bij het vormgeven van taken en lessen zijn er vijf pijlers:

1.  het kind moet actief zijn: hij moet iets doen om de leerstof te verwerken;
2.  het kind moet constructief zijn: hij moet de nieuwe kennis zelf construeren, d.w.z. uitdiepen en verbinden met de         aanwezige voorkennis. Op deze manier ontstaat  nieuwe kennis;
 3. het kind moet doelgericht met de kennis omgaan: het leren levert succeservaringen  op als kinderen een                         (bereikbaar) doel voor ogen hebben;
4.  de kinderen moeten samen (coöperatief) bezig zijn met het verwerven en verwerken van kennis en het ontwikkelen       van vaardigheden. Leren is een sociaal proces. Elkaar uitleg geven, blijkt de resultaten te verbeteren;
5.  het kind moet zijn leerproces zelf kunnen reguleren. Sturing kunnen geven aan het eigen leerproces motiveert.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is samenwerkend leren?

Slide 6 - Woordweb

Bij elkaar zitten:

  • weinig onderling contact.
  • groepsleider
  • vaak homogeen samengesteld naar eigen keuze van de leerlingen
  • leerlingen alleen verantwoordelijk voor zichzelf.
  • groepstaak
  • sociale vaardigheden verondersteld
  • docent negeert groepje als groepje
  • weinig aandacht voor groepsprocessen
Samenwerkend leren:

  • positieve onderlinge afhankelijkheid, leerlingen hebben elkaar nodig
  • iedereen is medeverantwoordelijk
  • groepjes ook heterogeen samengesteld, vaak door de docent
  • gedeeld leiderschap
  • instructie op taak, werkwijze, samenwerking en individuele bijdrage
  • sociale vaardigheden direct onderwezen
  • de docent observeert en intervenieert
  • groepsprocessen krijgen regelmatig en systematisch aandacht.

Slide 7 - Tekstslide

Scrum in het onderwijs
Scrum, een methodiek om Agile (wendbaar) te werken promoot het zelfsturende team. Een team dat zelfstandig bepaalt wie wat wanneer oplevert. Dit in tegenstelling tot het traditionele projectteam, dat haar orders krijgt van een projectmanager. Deze zelfstandigheid is uitermate nuttig om te stimuleren bij scholieren. Scrum binnen de klas werkt eigenlijk net als een regulier Scrum team:
  • Groepjes van 4 leerlingen
  • Zij kiezen zelf de groepsleden
  • De leraar vervult de rol van Product Owner
  • Door middel van Planning poker wordt een tijdsinschatting gemaakt
  • Aan het begin van iedere les is er een stand-up
  • Tussendoor is er tijd om gezamenlijk lesstof te behandelen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Oefening: Samenwerkend leren.
Waarom werd Julius Caesar vermoord en wat waren de gevolgen?

Tijdens deze praktische opdracht ga je jouw visie op deze moord ontwikkelen. Algemeen wordt aan-genomen dat Caesar is vermoord om de Romeinse Republiek te beschermen. Je gaat de volgende feiten/verklaringen gebruiken om jouw mening te onderbouwen. Deze bronnen zijn hoofdzakelijk primaire bronnen. Naast het formuleren van je mening probeer je ook te achterhalen wat de gevolgen op korte en lange termijn waren.
Je werkt in groepjes van 4. Twee leerlingen gaan onderzoeken welke motieven er voor de moord waren. Één leerling onderzoekt de korte termijn gevolgen en één leerling onderzoekt de lange termijngevolgen.
Daarna overleg brengt iedereen verslag uit en probeer je samen tot één antwoord te komen op de volgende twee vragen:
  1. Wat was het motief van de moord?
  2. Heeft de moord het resultaat gehad wat de moordenaar(s) voor ogen hadden?
timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide

Wie is verantwoordelijk voor de moord op Julius Caesar?
A
Brutus
B
Alle deelnemers
C
Senator Cimber
D
Cassius

Slide 12 - Quizvraag

Leg je keuze van net uit!

Slide 13 - Open vraag

Afsluitende vragen:
Vraag 1
Vraag 2

Slide 14 - Tekstslide