sem 39 2 hv herh appr 4 en 10 werkblad être avoir faire

Bonjour!
On commence dans quelques minutes.
Les classes 2C et 2E vaste plattegrond!!


1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!
On commence dans quelques minutes.
Les classes 2C et 2E vaste plattegrond!!


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on fait cette semaine?
culture de France: la course des garçons 

les absents- parler
répétition appr 4 et 10
werkblad être avoir faire
SO week 41: wat moet je kennen en kunnen?

Slide 4 - Tekstslide

les absents....2C

Tu es présent? Je suis présent (e)
Je suis là / Je suis ici
Tu as quel âge? J'ai ... ans.

Tu habites où? J'habite à Steenwijk, Meppel etc..
C'est quel jour? C'est lundi, mardi, mercredi etc..

Slide 5 - Tekstslide

les absents....

Tu habites où? J'habite à Steenwijk, Meppel etc..
C'est quel jour? C'est lundi, mardi, mercredi etc..
Tu as quel âge? J'ai ...... ans
C'est quand, ton anniversaire? C'est le .......  
Tu as un frère/ une soeur? Oui, j'ai 1/2/3 frères/ soeurs.

Slide 6 - Tekstslide

un 1 2h en 2v appr 4 en  10 het weer
Contrôle des devoirs....
Huiswerkcontrole.....

Slide 7 - Tekstslide

timer
3:00
Herhaal appr 4 en 10 voor jezelf in stilte.

Slide 8 - Tekstslide

Quel temps fait-il?
A
Il pleut.
B
Il fait du soleil.
C
Il neige.

Slide 9 - Quizvraag

Quel temps fait-il?
A
Il pleut.
B
Il fait du soleil.
C
Il neige.

Slide 10 - Quizvraag

Quel temps fait-il aujourd'hui?

Slide 11 - Woordweb

Quel temps fait-il?
Maak een zin met
een hoofdletter en een punt.

Slide 12 - Open vraag

Wat zeg je als het waait?
A
Il fait du vent.
B
Il fait beau.
C
Il neige.
D
Il fait froid.

Slide 13 - Quizvraag

Quel temps fait-il?
A
Il pleut.
B
C
Il fait du soleil.
D
Il fait froid.

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal: Het sneeuwt.

Slide 15 - Open vraag

vertaal:
Het sneeuwt niet.

Slide 16 - Open vraag

Qu'est-ce que c'est?
A
la gare
B
le vol
C
la queue
D
la direction

Slide 17 - Quizvraag

vertaal: oversteken

Slide 18 - Open vraag

dernière question...

Slide 19 - Tekstslide

vertaal: zij steken over (mannelijk meervoud)

Slide 20 - Open vraag

week 41: SO
de lesstof lees je in learnbeat week 41
Let op: appr 3 uit je boek wordt vervangen door appr 3: 
les verbes être avoir faire

Slide 21 - Tekstslide

Maak het werkblad. Lees de opgaven goed.
Klaar? Oefen met deze werkwoorden op verbuga.eu (instructies staan in Learnbeat)


compact: eerst zinnen 29 tm 42+ check door docent

Slide 22 - Tekstslide

2c
tl: zin 1 tm 28

havo: alles

Klaar? Oefen de werkwoorden door elkaar met Verbuga, lees de instructie in Learnbeat OF ga voorbereiden voor de SO van week 41

Slide 23 - Tekstslide

les réponses....

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Kahoot faire
bingo les nombres 20-40

Slide 29 - Tekstslide

lesdoel: ik kan de voltooide tijd met avoir maken

  • Werkwoorden op -er, in de passé composé zetten
  • Het werkwoord avoir als hulpww gebruiken in de p.c.

Slide 30 - Tekstslide

présent: tegenwoordige tijd
je travaille - ik werk
passé composé - voltooide tijd
j'ai travaillé - ik heb gewerkt
let op: in de passé composé gebruik je altijd een hulpwerkwoord!

Slide 31 - Tekstslide

uitlegfimpje learnbeat
aantekeningen maken

Slide 32 - Tekstslide

onregelmatige vormen!

Slide 33 - Tekstslide

schrijf/typ voor jezelf 
alle vormen van rouler in de PC
j'ai roulé - ik heb gereden
tu
il elle on
nous
vous 
ils/elles    

Slide 34 - Tekstslide

maak de oefeningen die klaarstaan in Learnbeat

Klaar? Herhaal avoir met verbuga. Je kunt hier ook de PC oefenen.

Slide 35 - Tekstslide

lesstof SO staat in wk 42

Slide 36 - Tekstslide

controlevragen:) PC

Slide 37 - Tekstslide

Passé composé
Présent
J'ai mangé
il parle
Ils ont acheté
je téléphone
vous avez dansé
nous écoutons
vous regardez
Tamara a marché
nous avons trouvé
on cherche
Elisa rencontre
tu as raconté

Slide 38 - Sleepvraag

Hoe maak je de passé composé ook al weer?

Slide 39 - Woordweb

wat is het voltooid deelwoord van parler?
A
parle
B
parlons
C
parlé
D
parlez

Slide 40 - Quizvraag

wat is het voltooid deelwoord van loger?
A
loge
B
logé
C
logez
D
loges

Slide 41 - Quizvraag

Le passé composé


De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd:
ik heb gekeken          j'ai regardé
jij hebt gekeken        tu as regardé
Ik ben gevallen          Je suis tombé     
Hij is gegaan              il est allé
Mais.. Comment ça se fait, le passé composé?

Slide 42 - Tekstslide

A.1 Le passé composé met avoir
Hulpwerkwoord                 +          voltooid deelwoord: 
                                                                              stap 1: stam = heel ww - er

                
                                                                                 stap 2: stam +  é



avoir
j'ai 
tu as 
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont
march
marché
Il a marché

Slide 43 - Tekstslide

Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
een
B
twee
C
drie
D
passé composé? huh?

Slide 44 - Quizvraag

Je dansé.
A
Goed
B
Fout

Slide 45 - Quizvraag

Waarom is: Je dansé fout?
Wat ontbreekt er?

Slide 46 - Open vraag

Elle_________ (danser) avec sa soeur.
A
dansé
B
a dansé
C
avez danser
D
ai dansé

Slide 47 - Quizvraag

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 48 - Quizvraag

J'ai parlé.
A
Goed
B
Fout

Slide 49 - Quizvraag

Tu (écouter) in de passé composé:
A
as écouté
B
a écouté
C
ont écouté
D
e écouté

Slide 50 - Quizvraag

Hij heeft gemaakt
A
Il a fairé
B
Ils ont fait
C
Il a fait
D
Ils ont fairé

Slide 51 - Quizvraag

Zet in de pc:
nous pleurons

Slide 52 - Open vraag

Zet de zin in de pc
Ils habitent à Staphorst.

Slide 53 - Open vraag