H2 Ruil, geld en banken

H2 Ruil, geld en banken
2.1 Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2 Ruil, geld en banken
2.1 Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit

Slide 1 - Tekstslide

2.1 Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit
Het arbeidsproces wordt verdeeld in verschillende taken (arbeidsdeling).

  • Zo ontstaan beroepen (specialisatie):
     - Doen waar je goed in bent.
     - Dankzij ervaring word je steeds beter.

  • Gevolg: Door arbeidsdeling en specialisatie stijgt de arbeidsproductiviteit. Dit is de productie
     per persoon per tijdseenheid.

Slide 2 - Tekstslide

2.1 Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
Directe en indirecte ruil
Om in ieders behoeften te voorzien, moet er geruild worden. Dit kan alleen als beide partijen een voordeel hebben.

  • Directe ruil (product voor product) heeft nadelen:
      - wie wil mijn producten?
      - wat met producten die bederven?
      - wat met de waarde van het andere product?
      - is het product deelbaar?
      - ...
  • Bij indirecte ruil (product voor geld) wordt het afhandelen van transacties eenvoudiger.

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
Geld
Geld heeft 3 waardes:

Voorbeeld een bankbiljet van € 50
  • Nominale waarde: € 50
  • Intrinsieke waarde: wat het biljet zelf kost
  • Reeële waarde: wat je ermee kan kopen

Door zeer grote prijsstijgingen (hyperinflatie) kan het vertrouwen in geld verloren gaan. 

Slide 4 - Tekstslide

2.1 Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
Huiswerk
  • Maken 2.1 - 2.8

Slide 5 - Tekstslide

2.1 Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
Chartaal en giraal geld
De maatschappelijke geldhoeveelheid is het geld in handen van gezinnen, bedrijven en overheid:
  • giraal geld (tegoeden op betaalrekeningen, die direct opgenomen kunnen worden) 
  • chartaal geld (munten en bankbiljetten)

Slide 6 - Tekstslide

Ik betaal € 50 contactloos.
A
chartaal geld
B
giraal geld

Slide 7 - Quizvraag

Ik werp € 2 in een drankautomaat.
A
chartaal geld
B
giraal geld

Slide 8 - Quizvraag

Geld op mijn spaarrekening is giraal geld.
A
juist
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Voor mijn verjaardag krijg ik een biljet van € 50. Ik ga naar de bank en zet dit geld op mijn betaalrekening.
A
Mijn hoeveelheid chartaal geld daalt & mijn hoeveelheid giraal geld daalt
B
Mijn hoeveelheid chartaal geld stijgt & mijn hoeveelheid giraal geld daalt
C
Mijn hoeveelheid chartaal geld stijgt & mijn hoeveelheid giraal geld stijgt
D
Mijn hoeveelheid chartaal geld daalt & mijn hoeveelheid giraal geld stijgt

Slide 10 - Quizvraag

2.1 Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
Functies van geld
  • Ruilmiddel:       Je kan geld ruilen voor producten of diensten.
  • Spaarmiddel:   Je kan geld opsparen
  • Rekenmiddel:  Je kan de waarde van een goed in geld uitdrukken. 

Slide 11 - Tekstslide

In plaats van mijn zakgeld uit te geven, leg ik het opzij om een nieuwe telefoon te kunnen kopen.

Welke geldfunctie herken je?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 12 - Quizvraag

Welke van de 3 geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld?

Yara koopt voor € 80 een tweedehands fiets.

A
Rekenmiddel
B
spaarmiddel
C
Ruilmiddel

Slide 13 - Quizvraag

In supermarkt A kost een kilo bananen € 0,50 meer dan in supermarkt B.

Welke geldfunctie herken je?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 14 - Quizvraag

H2 Ruil, geld en banken
2.2 Arbeidsdeling binnen het gezin

Slide 15 - Tekstslide

2.2 Arbeidsdeling binnen het huishouden
Comparatieve voordelen
Stel je wil taken optimaal verdelen.
  • Beste verdeling binnen de gegeven mogelijkheden.










KMA
RYS
PPT maken
3 uur
1 uur
Lesplanning maken
4 uur
6 uur
Toets maken
8 uur
14 uur
Totaal
15 uur
21 uur

Slide 16 - Tekstslide

2.2 Arbeidsdeling binnen het huishouden
Comparatieve voordelen
Stel je wil taken optimaal verdelen.
  • Beste verdeling binnen de gegeven mogelijkheden.








  • De taken zijn nu optimaal verdeeld. 


KMA
RYS
PPT maken
3 uur --> 0 uur
1 uur
Lesplanning maken
4 uur
6 uur --> 0 uur
Toets maken
8 uur
14 uur -- > 0 uur
Totaal
15 uur --> 12 uur
21 uur --> 1 uur

Slide 17 - Tekstslide

2.2 Arbeidsdeling binnen het huishouden
Comparatieve voordelen
  • Comparatief voordeel: Je bent langzamer in alle taken, maar in welke taak ben je in verhouding het minst langzaam? 
  • Stap 1: Bereken de verhoudingen in percentage en bepaal een logische volgorde.







  • Stap 2: Maak een herverdeling die voldoet aan de gestelde eisen.


KMA (wil maar 10 uur)
Hoeveel meer door RYS
PPT maken
3 uur
x
Lesplanning maken
4 uur
6 uur --> 50% meer
Toets maken
8 uur
14 uur -- > 75% meer
Totaal
15 uur
21 uur

Slide 18 - Tekstslide

2.2 Arbeidsdeling binnen het huishouden
Comparatieve voordelen
  • Comparatief voordeel: Je bent langzamer in alle taken, maar in welke taak ben je in verhouding het minst langzaam? 
  • Stap 1: Bereken de verhoudingen in percentage







  • Stap 2: Maak een herverdeling die voldoet aan de gestelde eisen.


KMA (wil maar 10 uur)
Hoeveel meer door RYS
PPT maken
0 uur
1 uur
Lesplanning maken
2 uur
3 uur --> 50% meer
Toets maken
8 uur
0
Totaal
10 uur
4 uur

Slide 19 - Tekstslide

2.2 Arbeidsverdeling binnen het huishouden
Huiswerk
  • Kijk de opdrachten 2.1 - 2.8 na.
  • Herbekijk de lessonup
  • Maak opdracht 2.9 tot en met 2.13

Slide 20 - Tekstslide

H2 Ruil, geld en banken
2.4 De kredietcrisis, een bankencrisis?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

2.4 De kredietcrisis, een bankencrisis?
Oorzaken en gevolgen
In 2008 brak de kredietcrisis uit.

Oorzaak
  • Amerikaanse banken verkochten hypotheken aan mensen die dit niet konden terugbetalen.
  • Door overaanbod van huizen, als gevolg van gedwongen verkoop, daalden de huizenprijzen.
  • Banken maakten verlies op hypotheken

Gevolgen
  • Banken dreigden failliet te gaan of gingen failliet.
  • Spaarders namen tegoeden op.
  • Aandelen van banken crashten.


Slide 23 - Tekstslide

2.4 De kredietcrisis, een bankencrisis?
Huiswerk
  • Kijk de opdrachten 2.9 - 2.13 na.
  • Herbekijk de Lessonup.
  • Maak opdracht 2.22 tot en met 2.25.

Slide 24 - Tekstslide

2.4 De kredietcrisis, een bankencrisis?
Huiswerk
  • Kijk de opdrachten 2.22 - 2.25 na.
  • Herbekijk de Lessonup.
  • Maak opdracht 2.26 (niet 2.27 en 2.30) tot en met 2.33.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide