Elektriciteit weerstand

1 / 23
volgende
Slide 1: Video
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Geleider of isolator?
Isolatoren houden de stroom tegen. Ze hebben een grote weerstand. Denk aan kunststoffen, porselein, hout etc. 

Geleiders laten de stroom door. Ze hebben een kleine weerstand. Denk aan metalen als ijzer, koper, aluminium en bijvoorbeeld water. 

Slide 2 - Tekstslide

Weerstand?
Een geleider heeft een kleine weerstand, een isolator een grote weerstand. 

Maar je kunt ook kunstmatig een weerstand in je stroomkring opnemen. Dit is soms nodig omdat een apparaat anders overbelast zou worden. Wanneer een apparaat overbelast wordt krijgt hij teveel stroom te verwerken en gaat kapot. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Weerstand berekenen

Maar hoe werkt dat nou als je  U niet weet, of R niet weet, of I niet weet?

Dan ga je op deze manier aan het rekenen. 

Slide 5 - Tekstslide

Weerstand berekenen

Weerstand kun je berekenen. 

R= Weerstand in ohm
U = spanning in volt
I = stroomsterkte in ampere

Slide 6 - Tekstslide

Wat stroomt er door de koperdraden in een stroomkring
A
Elektronen
B
Water
C
Gas
D
Protonen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de wet van Ohm
A
R = I/U
B
R = U/I
C
R = U.I
D
R = P/I

Slide 8 - Quizvraag

Spanning is 230 Volt en de stroom is 10 Ampere.
Wat is de weerstand van het apparaat?
A
2,3 ohm
B
2300 ohm
C
23 ohm
D
0,04 ohm

Slide 9 - Quizvraag

Weerstand waarde van een draad wordt aangegeven in..?
A
Ohm
B
Ohm . m
C
Volt / m
D
Ohm/m

Slide 10 - Quizvraag

Een geleider heeft...?
A
Geen weerstand
B
Hoge weerstand
C
Lage weerstand
D
50 Ohm aan weerstand

Slide 11 - Quizvraag

Wat bereken je met de formule U : R
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 12 - Quizvraag

Het symbool voor spanning is ......
A
I
B
U
C
P
D
t

Slide 13 - Quizvraag

De eenheid van spanning is .....
A
h
B
W
C
A
D
V

Slide 14 - Quizvraag

Spanning wordt gemeten met een ............
A
amperemeter
B
voltmeter
C
stroommeter

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent de letter P?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting P?
A
Energieverbruik
B
Vermogen
C
Elektriciteit
D
Tijd

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de eenheid van het energieverbruik? (E)
A
kW
B
h
C
kWh

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting E?
A
Energieverbruik
B
Vermogen
C
Elektriciteit
D
Tijd

Slide 19 - Quizvraag

wat is de eenheid van energie
A
Newton
B
Watt
C
Joule
D
Kelvin

Slide 20 - Quizvraag

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het symbool voor stroomsterkte
A
A
B
I
C
U
D
S

Slide 22 - Quizvraag

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 23 - Quizvraag