par 5.2 naamgeving

Naamgeving en reactievergelijkingen  
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Naamgeving en reactievergelijkingen  

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
2. Je kunt de reactievergelijking van een verbrandingsreactie opstellen.
3. Je kunt een reactievergelijking opstellen op basis van een omschrijving. 

Slide 2 - Tekstslide

herhaling par 5.1


reacties en reactieproducten 

Slide 3 - Tekstslide

branddriehoek

Slide 4 - Tekstslide

Verbrandingsproducten:

bij een verbranding reageert de brandstof met zuurstof, er ontstaan oxides.

Slide 5 - Tekstslide

verbranding van koolstof: 


verbranding van waterstof:   

Slide 6 - Tekstslide

Welke 2 stoffen ontstaan er altijd bij de verbranding van aardgas (CH4)?

Slide 7 - Open vraag

Verbrandingsproducten
Bij een verbranding van aardgas zijn de belangrijkste verbrandingsproducten; koolstofdioxide en water.
Die verbrandingsproducten zijn reactieproducten.
Je verbrandt een stof en er ontstaan nieuwe stoffen; reactieproducten.

Slide 8 - Tekstslide

Oxides
Een verbinding met zuurstof noem je oxide. Kijk maar naar koolstofdioxide. 
Metalen kunnen ook reageren met zuurstof. Dat noem je oxideren. Er ontstaan metaaloxiden.
-> ijzeroxide

Slide 9 - Tekstslide

Hofmann
Water kan je ontleden met het toestel van Hoffman. De waterstof kan je aantonen met een vlam het gas 'plopt'.
De zuurstof toon je aan met een gloeiend houtje.

Slide 10 - Tekstslide

Water aantonen
Met kopersulfaat kan je water aantonen. Kopersulfaat is wit maar kleurt blauw zodra het in aanraking komt met water.

Slide 11 - Tekstslide

Koolstofdioxide
Met helder kalkwater kan je koolstofdioxide aantonen. Door te blazen in het rietje verandert de vloeistof in een troebele witte kleur. 

Slide 12 - Tekstslide

Wat wordt er gevormd als je koolstof verbrandt?
A
roet
B
CO2
C
CO
D
water

Slide 13 - Quizvraag

Wat wordt er gevormd als je waterstof verbrandt?
A
CO
B
roet
C
H2O
D
OH

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste reactievergelijking voor de verbranding van aardgas?
A
CH4+O2CO2+H2O
B
CH4+O2CO2+2H2O

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kun je het gas waterstof aantonen?
A
met een gloeiende houtspaander
B
met een brandende lucifer
C
met wit kopersulfaat
D
met helder kalkwater

Slide 16 - Quizvraag

Hoe toon je zuurstof aan?
A
Met een gloeiende houtspaander
B
Met een brandende lucifer
C
Met helder kalkwater
D
Met wit kopersulfaat

Slide 17 - Quizvraag

Hoe kun je water aantonen?
A
met helder kalkwater
B
met een brandende lucifer
C
met een gloeiende houtspaander
D
met wit kopersulfaat

Slide 18 - Quizvraag

Geef een andere naam voor roest
A
ijzerzuurstof
B
ijzeroxide
C
ijzerroest
D
ijzer

Slide 19 - Quizvraag

Oxides
Een verbinding met zuurstof noem je oxide. Kijk maar naar koolstofdioxide. 
Metalen kunnen ook reageren met zuurstof. Dat noem je oxideren. Er ontstaan metaaloxiden.
-> ijzeroxide

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een reagens?
A
stof die je gebruikt om een andere stof aan te tonen
B
water
C
stof die reageert met zuurstof
D
een stof die nooit reageert

Slide 21 - Quizvraag

Systematische namen
rationele naam 

Slide 22 - Tekstslide

Uitgang van stofnamen en telwoorden 

Slide 23 - Tekstslide

de naam voor CO
de formule bevat 1 C-atoom dus mono-koolstof
de formule bevat 1 O-atoom  dus mono-oxide
de naam wordt nu mono-koolstof-mono-oxide
mono aan het begin mag je weglaten dus koolstof-mono-oxide

Slide 24 - Tekstslide

de naam voor 
de formule bevat 2 P-atomen dus di-fosfor
de formule bevat 5-chloor atomen dus penta-chloride
de naam wordt dus 
di-fosfor-penta-chloride
P2Cl5

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de naam van ?
CO2
A
koolstofoxide
B
koolstofdioxide
C
dikoolstofoxide
D
koolstofmonoxide

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de naam van
P2Cl4

Slide 27 - Open vraag

Metaaloxide
Metaaloxide krijgen een naam ZONDER telwoord. 
FeO
heet ijzeroxide

heet aluminiumoxide

heet magnesiumchloride

 

Al2O3
MgCl2

Slide 28 - Tekstslide

Triviale namen
Water is bijzonder. Die heeft namelijk een triviale naam. 
Dit is niet de systematische naam. Hoe zou je dat met telwoorden opschrijven?

Slide 29 - Tekstslide

wat is de systematische naam voor water ?
H2O
A
waterstof-oxide
B
mono-waterstof-oxide
C
di-waterstof-mono-oxide
D
mono-waterstof-di-oxide

Slide 30 - Quizvraag

van naam naar formule

mono-stikstof-tri-oxide is 

natriumchloride is NaCl
NO3

Slide 31 - Tekstslide

Nakijken opgaven par 5.1
maken opgaven 1 t/m 7 blz. 84 en 85 werkboek B

Slide 32 - Tekstslide

Verbrandingsreacties
Bij een verbrandingsreactie moet er altijd O2 voor de pijl staan. Je noteert de formule van de brandstof en daarna O2. 
De verbrandingsproducten zijn afhankelijk van de brandstof. 
Bij CS2 krijg je CO2 en SO2 als reactieproducten.

Slide 33 - Tekstslide

Maak de reactievergelijking van de verbranding van CS2

Slide 34 - Open vraag

Reactievergelijking opstellen
Bij een productie van ijzer in een hoogoven reageert ijzeroxide (Fe2O3) met koolstof. De reactieproducten zijn ijzer en koolstofmonoxide.
Stel zelf de reactie op!

Slide 35 - Tekstslide