Par 6.2 zuren en zure oplossingen

Par 6.2 zuren en zure oplossingen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Par 6.2 zuren en zure oplossingen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
1.  Je leert welk ion een oplossing zuur maakt.
2. Je leert de formules en notatie van zuren.
3. Je leert over alkaanzuren.

Slide 2 - Tekstslide

Welke ionen maken een oplossing zuur.

Slide 3 - Tekstslide

Welke ionen maken een oplossing zuur.
Van restjes wijn kun je zelf vrij eenvoudig azijn maken. Verzamel de wijn in een fles en sluit deze af met een stukje katoen en een elastiekje. Zo kunnen er geen insecten bij de wijn komen, maar wel lucht.
Als je de fles enkele maanden in een donkere ruimte zet, zal er vanzelf azijnzuur ontstaan. Doe geen kurk op de fles, want zonder zuurstof ontstaat er geen azijnzuur.

Slide 4 - Tekstslide

Welke ionen maken een oplossing zuur.
Bacteriën kunnen wijn omzetten in wijnazijn. Ze zetten ethanol uit de wijn om in azijnzuur. De pH van de wijn daalt, omdat de neutrale stof ethanol wordt omgezet in een zure stof. 

Slide 5 - Tekstslide

Welke ionen maken een oplossing zuur
Een kenmerk van zuren is dat in hun moleculen een of meer waterstofatomen voorkomen. Een zuur is een deeltje dat een of meer H+ ionen kan afstaan. Je zegt ook wel dat een zuur een H+ donor is.

Slide 6 - Tekstslide

Welke zuren moet je kennen:

Slide 7 - Tekstslide

Welke ionen maken een oplossing zuur
Waterstofchloridemoleculen vallen in water uiteen in H+ en Clionen.
Bij waterstofchloride wordt de atoombinding in het molecuul HCl verbroken. De twee gemeenschappelijke elektronen uit de atoombinding gaan beide naar het Cl atoom. Het waterstofatoom komt daardoor een elektron tekort en er ontstaat een H+ ion. Het chlorideatoom krijgt een extra elektron waardoor een Cl ion ontstaat. De H+ en Cl ionen worden vervolgens omringd door watermoleculen.

Slide 8 - Tekstslide

Welke ionen maken een oplossing zuur

Slide 9 - Tekstslide

Notatie van een waterstofchloride  in water
HCl(g) --> H+(aq)  +  Cl-(aq)

Het oplossen van waterstofchloride in water levert dus een zure oplossing omdat er H+(aq) aanwezig is.

Slide 10 - Tekstslide

Azijnzuur
Bij azijnzuur hebben we te maken met een alkaanzuur.
Azijnzuur heeft een andere karakteristieke groep, de 
zuurgroep of carboxylgroep. −COOH.

Slide 11 - Tekstslide

Azijnzuur 
Azijnzuur levert ook H+ in de oplossing.

Slide 12 - Tekstslide

Azijnzuur
In een koolstofverbinding kan alleen het H atoom van de zuurgroep als H+ ion worden afgestaan. Of in formules:
CH3COOH(aq) --> CH3COO-(aq) +  H+(aq)
Als je azijnzuur en zoutzuur met dezelfde molariteit hebt, is de pH van zoutzuur veel lager dan de pH van azijnzuur. Kennelijk splitst azijnzuur in water veel minder H+ ionen af dan zoutzuur.

Slide 13 - Tekstslide

Azijnzuur
In een oplossing van azijnzuur zijn de meeste moleculen ongesplitst. Een oplossing van azijnzuur schrijf je daarom als CH3COOH(aq). Dit geldt voor de meeste zuren.


Slide 14 - Tekstslide

Notatie van zuren
Een oplossing van salpeterzuur, zwavelzuur en waterstofchloride schrijf je in ionen. 
De andere zuren schrijf je als molecuul.


Slide 15 - Tekstslide

Notatie van zuren
Salpeterzuur:  H+(aq) + NO3-(aq)
Zwavelzuur: 2H+(aq) +  SO42-(aq)
Zoutzuur:  H+(aq)  + Cl-(aq)

Alle andere zuren schrijf je als molecuul:
Azijnzuur: CH3COOH(aq)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide