H5 - T6: BS2-b en BS3 Specifieke afweer en immuniteit

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de voorbeelden naar de juiste categorie.
chemische afweer
mechanische afweer
Maagzuur doodt ziekteverwekkers door de lage pH
In traanvocht zitten bacteriedodende stoffen
De cellen van een slijmvlies zitten heel dicht tegen elkaar aan
op de huid zijn veel goede bacteriën die ziektekiemen wegconcurreren
op slijm blijven microorganismen plakken die worden weggevoerd
planten trekken predatoren aan met lokstofjes

Slide 2 - Sleepvraag

Bekijk de afbeelding.

Dit is een.....
A
witte bloedcel
B
virus
C
bacterie
D
parasiet

Slide 3 - Quizvraag

In de 6 afbeeldingen hierboven is een granulocyt (fagocyt) bezig met het fagocyteren van een ziekteverwekker. De afbeeldingen staan niet in de juiste volgorde. 
Sleep de afbeeldingen naar de juiste plek zodat een kloppende volgorde ontstaat.
1
2
3
4
5
6

Slide 4 - Sleepvraag

De SPECIFIEKE afweer is specifiek omdat
A
er heel gericht slechts tegen 1 ziekteverwekker een reactie volgt
B
omdat deze door specifieke cellen wordt uitgevoerd
C
omdat alleen jij op dat moment een afweerreactie nodig hebt

Slide 5 - Quizvraag

Welke cellen zijn betrokken bij het verwijderen van ziekteverwekkers uit het weefsel?
A
rode bloedcellen
B
bloedplaatjes
C
fagocyten
D
lymfocyten

Slide 6 - Quizvraag

Legenda
In de afbeelding die gebruikt is, is de legenda (bewust) weggelaten. Sleep de term naar de juiste afbeelding in de legenda.
MHC molecuul
ziekte-verwekker
fagocyt
Thelper-cel
antigeen
Thelpercelcel receptor

Slide 7 - Sleepvraag

Bij activatie van T-cellen door middel van antigeen presentatie door een fagocyt zijn twee receptoren betrokken:
- MHC
- T-helpercel receptor (TCR)

Welke cel heeft welke receptor op het membraan zitten?
A
MHC: fagocyt TCR: fagocyt
B
MHC: fagocyt TCR: T-cel
C
MHC: T-cel TCR: fagocyt
D
MHC: T-cel TCR: T-cel

Slide 8 - Quizvraag

Welke cel is verantwoordelijk voor ....

opruimen van geïnfecteerde lichaamscellen
A
fagocyt
B
cytotoxische T-cel
C
B-cel

Slide 9 - Quizvraag

Welke cel is verantwoordelijk voor ....

activering van de T helpercel
A
fagocyt
B
T-cel
C
B-cel

Slide 10 - Quizvraag

Welke cel is verantwoordelijk voor ....

antistofproductie
A
fagocyt
B
cytotoxische-cel
C
B-cel
D
T-helpercel

Slide 11 - Quizvraag

Welke cel is verantwoordelijk voor ....

het co-stimuleren van B-cellen
A
fagocyt
B
T-helper-cel
C
B-cel
D
Cytotoxische T-cel

Slide 12 - Quizvraag

Ik ben een klein stukje van een molecuul,
Ik zit vaak op het oppervlak van een ziekteverwekker,
Ik word door fagocyten gepresenteerd aan lymfocyten,
Ik ben een herkenningsvlaggetje voor het immuunsysteem,
Ik ben een....
A
antigeen
B
antistof

Slide 13 - Quizvraag

Ik ben een groot eiwitmolecuul
Ik word door een geactiveerde B-cel gemaakt
Ik kan ziekteverwekkers neutraliseren
Na infectie blijf ik ter bescherming nog in het bloed
Ik ben een...
A
antigeen
B
antistof

Slide 14 - Quizvraag

Welk proces is in hiernaast bij stap 5 weergegeven?
A
Antigeen-presentatie
B
De vorming van een antigen-antistofcomplex
C
Fagocytose

Slide 15 - Quizvraag

Welke vorm van afweer zien we hier?
Bij welke barrière hoort deze?
A
Aspecifieke afweer van de eerste barrière
B
Specifieke afweer van de tweede barrière
C
Aspecifieke afweer van de tweede barrière
D
Specifieke afweer van de derde barrière

Slide 16 - Quizvraag

humorale afweer
cellulaire afweer
B-lymfocyten
antistoffen
cytotoxische T-lymfocyten
lysis
plasmacellen
gericht tegen geïnfecteerde lichaamscellen
gericht tegen ziekteverwekkers buiten de cellen

Slide 17 - Sleepvraag

Levend 
Levenloos
Kunnen bestreden worden met antibiotica
Antibiotica werkt niet
Delen zelf
Delen mbv gastcel
Virus
Bacterie

Slide 18 - Sleepvraag

Als je de ziekte COVID-19 door klasgenoten oploopt en dan ziek wordt en later beter wordt dan is dat een vorm van....
A
Kunstmatige passieve immuniteit
B
Kunstmatige actieve immuniteit
C
Natuurlijke passieve immuniteit
D
Natuurlijke actieve immuniteit

Slide 19 - Quizvraag

Een nadeel van passieve immuniteit is...
A
het is duur omdat het maken van antistoffen duur is
B
het is kortdurend omdat de ingebrachte antistoffen na een aantal weken afgebroken worden
C
het is kortdurend omdat de antistoffen maar kort aangemaakt worden door je lichaam
D
het is gevaarlijk om antistoffen in je lichaam te spuiten

Slide 20 - Quizvraag

een man krijgt een serum tegen een slangenbeet. Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke actieve immuniteit
B
natuurlijke passieve immuniteit
C
kunstmatige actieve immuniteit
D
kunstmatige passieve immuniteit

Slide 21 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij een auto-immuun ziekte?
A
je hebt een allergische reactie
B
je maakt teveel antistoffen aan
C
je bent gevaccineerd met het verkeerde virus
D
je witte bloedcellen vallen je eigen cellen aan

Slide 22 - Quizvraag


Afweer kan onder andere gebeuren door:
1 maagzuur; 2 fagocyten; 3 huid.
In welke situatie is er sprake van aspecifieke afweer?
A
alleen 1
B
alleen 3
C
alleen 1 en 3
D
zowel 1, 2 als 3

Slide 23 - Quizvraag