les 2 woordenschat

Woordenschat

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

planning
Planning:
Tijdens deze les gaan we aan de slag om twee stijlfiguren te kunnen herkennen en te begrijpen. Daarnaast gaan we aan de slag met uitdrukkingen
  • Uitleg over taalmiddelen
  • Uitleg over stijlfiguren understatement en overdrijving
  • Oefenen met overdrijving

  • Oefenen met uitdrukkingen

Slide 2 - Tekstslide

lesdoel
Lesdoel:
Aan het eind van de les ken je het taalmiddel understatement
Aan het eind van de les ken je het taalmiddel overdrijving (hyperbool)
Aan het eind van de les kan je uitdrukkingen herkennen 

Slide 3 - Tekstslide

Taalmiddelen
Wat zijn taalmiddelen?
taalmiddelen zijn onderdelen van een taal, die een schrijver gebruikt om zijn tekst aantrekkelijker en afwisselender te maken. Onder taalmiddelen vallen ook stijlfiguren.

Je hebt heel veel stijlfiguren maar vandaag gaan we het hebben over de understatement en de overdrijving (hyperbool)

Slide 4 - Tekstslide

Stijlfiguren
Een understatement en een overdrijving/hyperbool zijn stijlfiguren.
Stijlfiguren gebruik je om indruk op de lezer te maken.

Slide 5 - Tekstslide

Understatement
Bij een understatement gebruik je mooie woorden om iets minder erg te maken. Je gebruikt hierbij voorzichtige woorden.
Een understatement is het tegenovergestelde van een overdrijving/ hyperbool.

Voorbeeld: Je bent een paar pondjes aangekomen.
In plaats van: Je bent dikker geworden.
Voorbeeld: Meneer heeft een aardig optrekje.
In plaats van: hij heeft een heel groot huis.

Slide 6 - Tekstslide

Overdrijving (hyperbool)
Een overdrijving/hyperbool is een ernstige overdrijving van de werkelijkheid. De schrijver probeert meestal de boodschap op een grappige manier te brengen. Een overdrijving is het tegenovergestelde van een understatement.

Voorbeeld: Ik verveel me dood.
In plaats van: Ik verveel me heel erg.
Voorbeeld: Je wordt doodgegooid met de informatie over het kofschip.
In plaats van: je krijgt heel veel informatie over het kofschip
Voorbeeld: Minke schreef met koeienletters.
In plaats van: Minke schreef heel groot.


Slide 7 - Tekstslide

Bevat de volgende zin een overdrijving?
Hij gaat dood van de honger.
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Bevat de volgende zin een overdrijving?
Die meisjes hadden iets teveel gedronken.
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Bevat de volgende vraag een overdrijving?
Jouw hond is eigenlijk iets te dik
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Bevat de volgende zin een overdrijving?
De toets spelling barst van de fouten.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Bevat de volgende zin een overdrijving?
Die rijke familie zwemt in het geld.
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Uitdrukkingen
Maak via de volgende link de opdracht. 
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/uitdrukkingen-met-boek/
Schrijf je antwoorden op in een word bestand.

Slide 13 - Tekstslide

Uitdrukkingen
Maak de opdracht over uirdrukking via de volgende link:
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-uitdrukkingen-met-been/
Schrijf de antwoorden op in het word bestand dat al eerder gebruikt is.

Slide 14 - Tekstslide

Eind van de les
Stuur de antwoorden die je bij de opdrachten over uitdrukkingen gemaakt hebt door via de mail in een word bestand. 
I.vanRooij@roncalli-boz.nl

Moeilijkheden of vragen?
Stuur je vraag mee via de mail.

Slide 15 - Tekstslide