Niveau 2 opleiding theorie modules

Niveau 2 opleiding
"Plezier staat centraal"
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapskundeBeroepsopleiding

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Niveau 2 opleiding
"Plezier staat centraal"

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
  1. Les- en leidinggeven
  2. Basisprincipes
  3. Organisatie
  4. Mechanica
  5. 10 minuten pauze

  6. Veiligheid en blessurepreventie
  7. Doelgroepen
  8. Materiaalkunde
  9. Naar buiten

  10. Methodiek

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat centraal bij het Nederlandse ski leerplan?
A
Van proberen kun je leren
B
Plezier staat centraal
C
Lesgeven begint bij een goede instructeur
D
Genieten staat voorop

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe sta je voor de groep?

Slide 5 - Woordweb

Algemene uitstraling, mimiek, lichaamstaal, stem en taalgebruik, interactie, positionering, humor
Praatje, plaatje, daadje
  1. Zijwaarts klimmen
  2. Het maken van een ploeg








timer
1:00
In tweetallen uitleggen in PPD. 
De een legt 1 uit, de ander legt 2 uit.
1 minuut.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Structuur van je les
1. Start van de les

2. Doel van de les

3. Warming-up

4. Leren

5. Afsluiting
Verwelkomen,  voorstellen en checken of alle uitrusting goed zit
Wat is globaal hetgeen wat er die dag wordt geoefend?
Zie lesvoorbereiding volgende dia
POT & 4 C's (Constateren, corrigeren, controleren, complimenteren)
BEVO

Slide 7 - Tekstslide

Start van de les:
Verzamel je groep en stel jezelf voor; Maak een praatje en creëer een prettige sfeer; Vraag naar de namen, ervaring en het doel van je leerlingen.

Leren:
Heb je meerder lessen achter elkaar? Zorg dan voor een korte herhaling.

Afsluiting:
Zorg voor een speelse en ontspannende afsluiting.
Deelmethodisch

De bochten "in stukken knippen" om een bepaald stuk van de bocht te oefenen. Je werkt dmv oefeningen naar de eindvorm.

Wanneer? 
Bij een standoefening of een enkele bocht. Bij slecht zicht. Bij een drukke lift. 
 Totaalmethodisch 

Tijdens het complete skiën, geef je enkel tips, maar de cursist blijft skiën. Je werkt direct met de eindvorm. 

Wanneer? Bij lekker weer, om veel te kunnen skiën.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deelmethodisch

▪  Stand oefening;
▪ Traverse;
▪ Guirlande;
▪ Bochtenwaaier (na/in/voor de vallijn);
▪ Anderhalve bocht;
▪ Zijwaarts slippen;
▪ Hockeystop

Totaalmethodisch

▪  Opdrachtvorm;
▪  Dwingende oefening; 
▪  Fantasievorm;
▪  Contrast leren;
▪  Werken met meertallen; 
▪  De wedstrijdvorm

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Als beginsituatie moet je denken aan de volgende drie vragen: 
Wie moet ik lesgeven, waar ga ik lesgeven en hoelang duurt de les.
Centrale balans....

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Centrale balans
Optimaal balanceren

Bewegingsbereid in je hele lichaam

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Alpine balans
1. Kanthoek nemen
2. Kantenwissel
3. Aaneengesloten bewegen

Slide 14 - Tekstslide

1. Kanthoeken door te bochtleunen en door te hoeken.

2. Verticaal bewegen is het vlakstellen, CB, vallijn, opnieuw kanthoek nemen. Draaiprincipe gaan we oefenen op de baan.

3. Aaneengesloten bewegen zijn de bochten aan elkaar. Gebruik van stuurdruk.
Wanneer gebruik je welke opstelling?

Bespreek dit in tweetallen.
timer
0:30
Organisatie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de opstel-
vormen, gebruiken wij op
De Schans het meest?
A
Trein
B
Naast/achter/tussen de groep
C
Vaste plek boven, halverwege of beneden

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mechanica (krachten)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

10 minuten

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet deze kracht?
A
Zwaartekracht
B
Hellingskracht
C
Centrifugaalkracht

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet deze kracht?
A
Zwaartekracht
B
Hellingskracht
C
Centrifugaalkracht

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet deze kracht?
A
Zwaartekracht
B
Hellingskracht
C
Centrifugaalkracht

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Evenwicht
Touwloper die uit balans is. Wat gebeurt er?
Oefening met LZP:
Ga rechtop staan met voeten op heupbreedte. Leun naar voren totdat je op je tenen moet steunen. Nu naar achteren totdat de tenen loskomen.
👉 Wat voel je? Waar gaat het mis?

Oefening met steunvlak:
Balanceer op een been. Ga nu op beide voeten wijd uit elkaar staan.
👉 Welke positie voelt stabieler? Waarom?

We gaan dit ook nog op de ski's oefenen.

Slide 23 - Tekstslide

LZP: 
Maak een touwtje vast, bungel het naar beneden. Als het recht naar beneden staat, ben je in evenwicht. 

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Oefening FIS regels van NOC*NSF
Maak bij elke regel een voorbeeld. Doe dit in tweetallen.
timer
2:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Disbalans tussen belastbaarheid en belasting
Factoren in het lichaam = belastbaarheid

Krachten op je lichaam = belasting 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EHBSO
1. Let op gevaar.
2. Ga na wat er is gebeurd en/of wat iemand mankeert.
3. Stel het slachtoffer gerust.
4. Zorg voor deskundige hulp.
5. Help iemand op de plaats waar hij/zij ligt.


Koel het pijnlijke lichaamsdeel minimaal 20 minuten onder lauw stromend water, sneeuw of een coldpack.
Helpt dit niet? Behandel het dan als botbreuk (dat mogen alleen professionals, dus jij NIET).

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelgroepen
"Ooghoogte, simpele zinnen, skitermen vertalen, vooral plaatjes en daadjes, onbewust bekwaam'"

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lengte

Lengte heeft invloed op het draaigemak.

Hoe korter de ski, hoe makkelijker het draait.
Hoe langer de ski, hoe meer stabiliteit je hebt bij hogere snelheid.

Kan je de ski niet zwaarder zetten, dan kan je grotere ski's geven voor de stijfheid.

Breedte

De breedte heeft invloed op hoe gemakkelijk je van kant wissel.

Hoe smaller de ski, hoe sneller het kantelt.
Hoe breder de ski, hoe meer oppervlak, dus meer oppervlakte voor bijvoorbeeld off-piste.
Materiaalkunde

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Radius



De bocht die je ski maakt in de vorm van een cirkel. Radius van 14 is de straal van een cirkel. 

Hoe groter de radius, hoe grotere bocht je maakt.
Flex

De stijfheid van de ski. Heb je een stijve ski, dan is dit minder makkelijk te besturen dan een soepelere ski.



Torsiestijfheid

De flex die een ski heeft in de breedterichting. Heeft effect op het in- en uitgaan van de bocht. Hoe stijver de torsie, hoe sneller de bocht wordt opgepakt en wordt uitgestuurd.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binding

Schakel tussen skischoen en ski. 

Op basis van gewicht, zoollengte van de schoen, leeftijd en technische niveau van de skiër, wordt dit afgesteld.

Stel jij de bindingen anders af, dan ben jij ook verantwoordelijk voor eventuele ongelukken die er gebeuren, waarbij de ski te snel of juist niet losschieten. Denk hier dus aan, voordat je een binding afstelt.
Skischoen

Ook hierbij kan je verschillende stijfheden kiezen. Hoe stijver de skischoen, hoe sneller zij een beweging kunnen toepassen tijdens het skiën.

Skistok

Afhankelijk van je lichaamslengte.
Hoe meet je of de lengte goed is?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies