1.4 deel 2 Ravj

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 1 - Inkomen en Welvaart
Exameneenheid Consumptie en Verrijkingsstof

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 1 - Inkomen en Welvaart
Exameneenheid Consumptie en Verrijkingsstof

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Nakijken
  • Lesdoelen
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les
Kun je oorzaken van inflatie benoemen
Kun je het cpi en de inflatie berekenen
Kun je uitleggen wat de gevolgen van inflatie zijn
Kun je uitleggen hoe lonen prijzen elkaar beïnvloedden 

Slide 3 - Tekstslide

Indexcijfer berekenen
Indexcijfer = nieuw getal ÷ getal in het basisjaar x 100

Voorbeeld
  • In het basisjaar is de prijs van een spijkerbroek € 30. Vijf jaar later is de prijs € 34.
  • Het nieuwe indexcijfer is € 34 ÷ € 30 x 100 = 113,3.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de definitie van inflatie?

Slide 5 - Open vraag

Inflatie
Inflatie betekent een algemene prijsstijging van goederen en diensten.

Door inflatie wordt de koopkracht kleiner, als je inkomen niet net zoveel stijgt als de inflatie.


Slide 6 - Tekstslide

Deflatie
  • Het omgekeerde van inflatie is deflatie. Bij deflatie is er een gemiddelde daling van alle prijzen bij elkaar.

  • Het gevolg van deflatie is dat je voor hetzelfde bedrag meer kunt kopen. Het geld wordt dus meer waard.

  • Als je inkomen gelijk blijft, stijgt door deflatie je koopkracht.


Slide 7 - Tekstslide

Koopkracht
Je koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen. 

Je koopkracht is dus afhankelijk van: 
  • De prijzen 
  • Je inkomen 

Als je inkomen in procenten meer stijgt dan de prijzen, neemt je koopkracht toe. 

Slide 8 - Tekstslide

Koopkracht

Slide 9 - Tekstslide

Geldontwaarding
Bij geldontwaarding verliest het geld dat je hebt zijn waarde doordat de prijzen van producten stijgen. 

Stel je voor dat je € 1.000 hebt. Als er inflatie is, wordt deze 
€ 1.000 steeds minder waard. Door de stijging van het prijspeil kun je steeds minder kopen van deze €1.000.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Prijscompensatie
  • Als er inflatie plaatsvindt moet je inkomen net zoveel stijgen anders kun je minder kopen (→ koopkracht verlies).
  • Inkomensverandering (%) - Inflatie (%)  verandering van koopkracht

  • Postief getal = Koopkracht toename (meer dan prijscompensatie)
  • 0 = Koopkracht behouden (precies prijscompensatie)
  • Negatief getal = Koopkracht afname (minder dan prijscompensatie)

Slide 12 - Tekstslide

Koopkracht

Slide 13 - Tekstslide

Loon-prijsspiraal
  • Hogere lonen betekenen voor bedrijven hogere kosten. Die kosten berekenen zij door in de verkoopprijs van hun producten.
  • Als de prijzen stijgen, willen werknemers weer loonsverhoging, enzovoort.
  • Dit is de loon-prijsspiraal en die zorgt voor voortdurende inflatie.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Reëel inkomen
Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen. 

Tip: niks anders dan de koopkracht van je inkomen.

Formule: nominale inkomensverandering (%)-inflatie (%)= reëel inkomensverandering
Jip en Janneke taal: je loon wijzigt - de prijsstijging/daling= je koopkracht verandering

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Maken 1.4
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken -> Leerdoelen -> Herhaling/Plusopdrachten
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 17 - Tekstslide